Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: säen

German and Dutch Translation Search Results for säen

Summary

German to Dutch: more detail...

saën:
- zaaien; bezaaien; inzaaien
Wiktionary:
- säen → zaaien, greineren, inzaaien

German

Detailed Translations for säen from German to Dutch

säen:

Synonyms for "säen":

Saatgut ausbringen

Wiktionary Translations for säen:

säen

ausstreuend oder setzend Saatgut in den dafür vorbereiteten Boden bringen
- säen → zaaien; greineren

Cross Translation:

From	To	Via
• säen	→ zaaien	↔ sow — disperse seeds
• säen	→ inzaaien	↔ ensemencer — Répandre des semences en vue de les cultiver.
• säen	→ zaaien; inzaaien	↔ semer — répandre de la graine ou du grain sur une terre préparée, afin de les faire produire et multiplier.

saën:

saën verb

saën (einsäen; bestreuen; aussäen; besäen; ausstreuen; streuen)
zaaien; bezaaien; inzaaien
- zaaien verb (zaai, zaait, zaaide, zaaiden, gezaaid)
- bezaaien verb (bezaai, bezaait, bezaaide, bezaaiden, bezaaid)
- inzaaien verb (zaai in, zaait in, zaaide in, zaaiden in, ingezaaid)

Translation Matrix for saën:

Verb	Related Translations	Other Translations
bezaaien	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen	bestreuen; besäen
inzaaien	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen
zaaien	ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; streuen