Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: salzig

German and Dutch Translation Search Results for salzig

Summary

German to Dutch: more detail...

salzig:
- zoutig; zout; brak; hartig; zout bevattend; zouthoudend
Wiktionary:
- salzig → zilt, zout
- salzig → brak, zout

German

Detailed Translations for salzig from German to Dutch

salzig:

salzig adj

salzig (gesalzen; salzhaltig)
zoutig; zout
- zoutig adj
- zout adj
salzig (salzhaltig)
brak
- brak adj
salzig (herzhaft; würzig; pikant; kräftig gewürzt)
hartig; zoutig
- hartig adj
- zoutig adj
salzig (salzhaltig; gesalzen)
zout bevattend; zouthoudend
- zout bevattend adj
- zouthoudend adj

Translation Matrix for salzig:

Noun	Related Translations	Other Translations
brak		Bracke
zout		Kochsalz; Küchensalz; Salz
Adjective	Related Translations	Other Translations
brak	salzhaltig; salzig
hartig	herzhaft; kräftig gewürzt; pikant; salzig; würzig	eine heftige Debatte; feurig; gepfeffert; gewürzt; gezalzenes; heftige; herzhaft; pikant; scharf; würzig
zout	gesalzen; salzhaltig; salzig
zouthoudend	gesalzen; salzhaltig; salzig
zoutig	gesalzen; herzhaft; kräftig gewürzt; pikant; salzhaltig; salzig; würzig
Modifier	Related Translations	Other Translations
zout bevattend	gesalzen; salzhaltig; salzig

Synonyms for "salzig":

salinisch; salzhaltig

Wiktionary Translations for salzig:

salzig

adjective

met een relatief hoog zoutpercentage
- zilt → salzig
zout bevattend of zout smakend
- zout → salzartig; salzig

Cross Translation:

From	To	Via
• salzig	→ brak	↔ brackish — slightly salty
• salzig	→ zout	↔ salty — tasting of salt