Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Plagen:


German

Detailed Translations for Plagen from German to Dutch

Plagen:

Plagen [die ~] noun

  1. die Plagen (Qualen; Marter; Torturen)
    de kwellingen; de plagen; de rampen; de verschrikkingen

Translation Matrix for Plagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
kwellingen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
plagen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
rampen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
verschrikkingen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
VerbRelated TranslationsOther Translations
plagen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern

Related Translations for Plagen