Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Scheidung

Translate Scheidung from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Scheidung:
- segregatie; scheiding; verbreking; echtscheiding; ontwarring
Wiktionary:
- Scheidung → echtscheiding
- Scheidung → echtscheiding

German

Detailed Translations for Scheidung from German to Dutch

Scheidung:

Scheidung [die ~] noun

die Scheidung (Trennung; Einschnitt; Unterbrechung; Bruch; Teilung)
de segregatie; de scheiding; de verbreking
- segregatie [de ~ (v)] noun
- scheiding [de ~ (v)] noun
- verbreking [de ~ (v)] noun
die Scheidung (Ehescheidung)
de echtscheiding
- echtscheiding [de ~ (v)] noun
die Scheidung (Entwirrung; Trennung; Bruch; Teilung)
de ontwarring
- ontwarring [de ~ (v)] noun

Translation Matrix for Scheidung:

Noun	Related Translations	Other Translations
echtscheiding	Ehescheidung; Scheidung	Ehescheidung
ontwarring	Bruch; Entwirrung; Scheidung; Teilung; Trennung
scheiding	Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung
segregatie	Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung
verbreking	Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung	Interruption; Unterbrechung

Synonyms for "Scheidung":

eheliche Trennung; Ehescheidung

Wiktionary Translations for Scheidung:

Scheidung

noun

formele verbreking van een huwelijksband
- echtscheiding → Scheidung

Cross Translation:

From	To	Via
• Scheidung	→ echtscheiding	↔ divorce — legal dissolution of a marriage