Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Vermieter

Translate Vermieter from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Vermieter:
- verhuurder; huurbaas; verpachter; pensionhouder
Wiktionary:
- Vermieter → huisbaas, verhuurder
- Vermieter → huisbaas

German

Detailed Translations for Vermieter from German to Dutch

Vermieter:

Vermieter [der ~] noun

der Vermieter (Verleier)
de verhuurder; huurbaas
- verhuurder [de ~ (m)] noun
- huurbaas [znw.] noun
der Vermieter (Verpächter)
de verpachter
- verpachter [de ~ (m)] noun
der Vermieter (Wirt; Hauswirt; Zimmervermieter)
de pensionhouder
- pensionhouder [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for Vermieter:

Noun	Related Translations	Other Translations
huurbaas	Verleier; Vermieter	Zimmervermieter; Zimmerwirt
pensionhouder	Hauswirt; Vermieter; Wirt; Zimmervermieter
verhuurder	Verleier; Vermieter
verpachter	Vermieter; Verpächter

Synonyms for "Vermieter":

Bestandgeber; Verleiher; Verpächter

Wiktionary Translations for Vermieter:

Vermieter

noun

Person, die eine Sache vermieten
- Vermieter → huisbaas; verhuurder

Cross Translation:

From	To	Via
• Vermieter	→ huisbaas	↔ landlord — person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo