German

Detailed Translations for anketten from German to Dutch

anketten:

anketten verb (kette an, kettest an, kettet an, kettete an, kettetet an, angekettet)

  1. anketten (ketten; fesseln)
    vastleggen; vastketenen; vastkluisteren
    • vastleggen verb (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • vastketenen verb (keten vast, ketent vast, ketende vast, ketenden vast, vastgeketend)
    • vastkluisteren verb (kluister vast, kluistert vast, kluisterde vast, kluisterden vast, vastgekluisterd)
  2. anketten (anlegen; festmachen; heften; )
    aanleggen; aanmeren; vastleggen; vastbinden; meren; vastmaken; vastmeren; afmeren
    • aanleggen verb (leg aan, legt aan, legde aan, legden aan, aangelegd)
    • aanmeren verb
    • vastleggen verb (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • vastbinden verb (bind vast, bindt vast, bond vast, bonden vast, vastgebonden)
    • meren verb (meer, meert, meerde, meerden, gemeerd)
    • vastmaken verb (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
    • vastmeren verb (meer vast, meert vast, meerde vast, meerden vast, vastgemeerd)
    • afmeren verb (meer af, meert af, meerde af, meerden af, afgemeerd)
  3. anketten (festmachen; befestigen; verankern; )
    vastleggen; bevestigen; vastmaken; verzekeren; verbinden; vastzetten; vastbinden
    • vastleggen verb (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • bevestigen verb (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • vastmaken verb (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
    • verzekeren verb (verzeker, verzekert, verzekerde, verzekerden, verzekerd)
    • verbinden verb (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • vastzetten verb (zet vast, zette vast, zetten vast, vastgezet)
    • vastbinden verb (bind vast, bindt vast, bond vast, bonden vast, vastgebonden)

Conjugations for anketten:

Präsens
  1. kette an
  2. kettest an
  3. kettet an
  4. ketten an
  5. kettet an
  6. ketten an
Imperfekt
  1. kettete an
  2. kettetest an
  3. kettete an
  4. ketteten an
  5. kettetet an
  6. ketteten an
Perfekt
  1. habe angekettet
  2. hast angekettet
  3. hat angekettet
  4. haben angekettet
  5. habt angekettet
  6. haben angekettet
1. Konjunktiv [1]
  1. kette an
  2. kettest an
  3. kette an
  4. ketten an
  5. kettet an
  6. ketten an
2. Konjunktiv
  1. kettete an
  2. kettetest an
  3. kettete an
  4. ketteten an
  5. kettetet an
  6. ketteten an
Futur 1
  1. werde anketten
  2. wirst anketten
  3. wird anketten
  4. werden anketten
  5. werdet anketten
  6. werden anketten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anketten
  2. würdest anketten
  3. würde anketten
  4. würden anketten
  5. würdet anketten
  6. würden anketten
Diverses
  1. kett an!
  2. kettet an!
  3. ketten Sie an!
  4. angekettet
  5. ankettend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for anketten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanleggen Anlegen; Anschlagen; Bau
meren Seen
vastmaken Fest machen
vastzetten Befestigen
verbinden verbinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanleggen anbinden; anketten; anlegen; befestigen; einhaken; festbinden; festmachen; heften; verankern anlegen; bauen; einrichten; installieren
aanmeren anbinden; anketten; anlegen; befestigen; einhaken; festbinden; festmachen; heften; verankern
afmeren anbinden; anketten; anlegen; befestigen; einhaken; festbinden; festmachen; heften; verankern
bevestigen anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern anbinden; anheften; anknöpfen; befestigen; beglaubigen; beipflichten; bejahen; bekräftigen; besiegeln; bestätigen; festhaken; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; heften; klammern; knoten; verbinden; verknoten
meren anbinden; anketten; anlegen; befestigen; einhaken; festbinden; festmachen; heften; verankern
vastbinden anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; einhaken; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern anbinden; binden; den Mund verbieten; erpressen; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; schnüren; zurren
vastketenen anketten; fesseln; ketten
vastkluisteren anketten; fesseln; ketten
vastleggen anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; einhaken; fesseln; festbinden; festhalten; festmachen; heften; ketten; verankern Geld festlegen; anlegen; aufschreiben; aufzeichnen; buchen; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; einschreiben; eintragen; festlegen; notieren; registrieren; vereinbaren; vertäuen
vastmaken anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; einhaken; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern an einander befestigen; anbinden; anheften; befestigen; beglaubigen; den Mund verbieten; erpressen; festhaken; festheften; festmachen; heften; knebeln
vastmeren anbinden; anketten; anlegen; befestigen; einhaken; festbinden; festmachen; heften; verankern
vastzetten anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern anbinden; anheften; aufsperren; befestigen; beglaubigen; einschließen; einsperren; festhaken; festheften; festlegen; festmachen; festsetzen; heften; im Gefängnis werfen
verbinden anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anknöpfen; binden; festknöpfen; festknüpfen; fügen; ketten; knoten; knüpfen; koppeln; kuppeln; schnüren; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verkuppeln; zusammenbinden; zusammenfügen; zusammenlegen
verzekeren anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; festbinden; festhalten; festmachen; heften; verankern garantieren; gewährleisten; sicherstellen

Wiktionary Translations for anketten:


Cross Translation:
FromToVia
anketten aaneenschakelen enchaînerlier quelqu’un avec une chaîne ou attacher quelqu’un avec des chaîner à quelque chose.