Translate emporkommen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

German

Detailed Translations for emporkommen from German to Dutch

emporkommen (aufstehen; gehen; sicher heben; treiben; aufgehen)
opstaan; rijzen; omhoogrijzen; gaan staan
- opstaan verb (sta op, staat op, stond op, stonden op, opgestaan)
- rijzen verb (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
- omhoogrijzen verb (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)
- gaan staan verb
emporkommen (aufragen; emporsteigen; steigen; schwellen; aufsteigen; ansteigen; ersteigen; heraufkommen; hochsteigen; emporragen; heraufsteigen)
oprijzen; rijzen; omhoogrijzen
- oprijzen verb (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
- rijzen verb (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
- omhoogrijzen verb (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)

Verb	Related Translations	Other Translations
gaan staan	aufgehen; aufstehen; emporkommen; gehen; sicher heben; treiben	aufstehen; sich erheben
omhoogrijzen	ansteigen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben
oprijzen	ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen	anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden
opstaan	aufgehen; aufstehen; emporkommen; gehen; sicher heben; treiben	aufstehen; sich erheben
rijzen	ansteigen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben	anschwellen; anwachsen; aufgehen; eintreten; emporsteigen; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden; zunehmen