German

Detailed Translations for notieren from German to Dutch

notieren:

notieren verb (notiere, notierst, notiert, notierte, notiertet, notiert)

  1. notieren (aufschreiben; registrieren; eintragen; aufzeichnen)
    registreren; noteren; op schrift stellen; aantekenen; optekenen; boeken
    • registreren verb (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • noteren verb (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • aantekenen verb (teken aan, tekent aan, tekende aan, tekenden aan, aangetekend)
    • optekenen verb (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
    • boeken verb (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
  2. notieren (buchen; aufschreiben; eintragen; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken verb (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren verb (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen verb (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren verb (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven verb (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen verb (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  3. notieren (aufschreiben; anmerken)
    noteren; opschrijven
    • noteren verb (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • opschrijven verb (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
  4. notieren (aufschreiben)
    optekenen
    • optekenen verb (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)

Conjugations for notieren:

Präsens
  1. notiere
  2. notierst
  3. notiert
  4. notieren
  5. notiert
  6. notieren
Imperfekt
  1. notierte
  2. notiertest
  3. notierte
  4. notierten
  5. notiertet
  6. notierten
Perfekt
  1. habe notiert
  2. hast notiert
  3. hat notiert
  4. haben notiert
  5. habt notiert
  6. haben notiert
1. Konjunktiv [1]
  1. notiere
  2. notierest
  3. notiere
  4. notieren
  5. notieret
  6. notieren
2. Konjunktiv
  1. notierte
  2. notiertest
  3. notierte
  4. notierten
  5. notiertet
  6. notierten
Futur 1
  1. werde notieren
  2. wirst notieren
  3. wird notieren
  4. werden notieren
  5. werdet notieren
  6. werden notieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde notieren
  2. würdest notieren
  3. würde notieren
  4. würden notieren
  5. würdet notieren
  6. würden notieren
Diverses
  1. notier!
  2. notiert!
  3. notieren Sie!
  4. notiert
  5. notierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for notieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
boeken Bücher; Romane
VerbRelated TranslationsOther Translations
aantekenen aufschreiben; aufzeichnen; eintragen; notieren; registrieren Versetz antragen; antragen
boeken aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren buchen
noteren anmerken; aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren
op schrift stellen aufschreiben; aufzeichnen; eintragen; notieren; registrieren
opschrijven anmerken; aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren
optekenen aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren
registreren aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren erfassen; registrieren
vastleggen aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren Geld festlegen; anbinden; anketten; anlegen; befestigen; dokumentieren; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; einhaken; fesseln; festbinden; festhalten; festlegen; festmachen; heften; ketten; verankern; vereinbaren; vertäuen

Synonyms for "notieren":


Wiktionary Translations for notieren:

notieren
verb
  1. aantekeningen maken

Cross Translation:
FromToVia
notieren noteren; te boek stellen book — write down
notieren aantekenen; noteren; opschrijven; teboekstellen notermarquer d’un trait dans un livre, dans un écrit.
notieren vastleggen saisir — Inscrire de façon à avoir une trace tangible.