Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. präsentieren:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for präsentieren from German to Dutch

präsentieren:

präsentieren verb (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)

  1. präsentieren (sehen lassen; zeigen; aufweisen; )
    presenteren; laten zien; tonen; vertonen
    • presenteren verb (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)
    • laten zien verb (laat zien, liet zien, lieten zien, laten zien)
    • tonen verb (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • vertonen verb (vertoon, vertoont, vertoonde, vertoonden, vertoond)
  2. präsentieren (darbieten; vorzeigen; zeigen; )
    tonen; voorleggen; presenteren; laten zien; offreren; aanbieden
    • tonen verb (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • voorleggen verb (leg voor, legt voor, legde voor, legden voor, voorgelegd)
    • presenteren verb (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)
    • laten zien verb (laat zien, liet zien, lieten zien, laten zien)
    • offreren verb (offreer, offreert, offreerde, offreerden, geoffreerd)
    • aanbieden verb (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
  3. präsentieren (ausstellen; zeigen; vorführen; vorzeigen; zur Schau stellen)
    tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren
    • tonen verb (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • vertonen verb (vertoon, vertoont, vertoonde, vertoonden, vertoond)
    • tentoonstellen verb (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
    • exposeren verb (exposeer, exposeert, exposeerde, exposeerden, geëxposeerd)
  4. präsentieren (reichen; anbieten; bieten; darbieten)
    aanbieden; geven; aanreiken
    • aanbieden verb (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
    • geven verb (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • aanreiken verb (reik aan, reikt aan, reikte aan, reikten aan, aangereikt)
  5. präsentieren (anbieten; offerieren)
    aanbieden; offreren; presenteren
    • aanbieden verb (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
    • offreren verb (offreer, offreert, offreerde, offreerden, geoffreerd)
    • presenteren verb (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)

Conjugations for präsentieren:

Präsens
  1. präsentiere
  2. präsentierst
  3. präsentiert
  4. präsentieren
  5. präsentiert
  6. präsentieren
Imperfekt
  1. präsentierte
  2. präsentiertest
  3. präsentierte
  4. präsentierten
  5. präsentiertet
  6. präsentierten
Perfekt
  1. habe präsentiert
  2. hast präsentiert
  3. hat präsentiert
  4. haben präsentiert
  5. habt präsentiert
  6. haben präsentiert
1. Konjunktiv [1]
  1. präsentiere
  2. präsentierest
  3. präsentiere
  4. präsentieren
  5. präsentieret
  6. präsentieren
2. Konjunktiv
  1. präsentierte
  2. präsentiertest
  3. präsentierte
  4. präsentierten
  5. präsentiertet
  6. präsentierten
Futur 1
  1. werde präsentieren
  2. wirst präsentieren
  3. wird präsentieren
  4. werden präsentieren
  5. werdet präsentieren
  6. werden präsentieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde präsentieren
  2. würdest präsentieren
  3. würde präsentieren
  4. würden präsentieren
  5. würdet präsentieren
  6. würden präsentieren
Diverses
  1. präsentier!
  2. präsentiert!
  3. präsentieren Sie!
  4. präsentiert
  5. präsentierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for präsentieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
laten zien Demonstrieren; Vorführen
tonen Vormachen; Zeigen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanbieden anbieten; bieten; darbieten; feilbieten; offerieren; präsentieren; reichen; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen anbieten; einreichen; vorlegen
aanreiken anbieten; bieten; darbieten; präsentieren; reichen darreichen; hergeben; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; reichen; überreichen
exposeren ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen ausstellen; zur Schau stellen
geven anbieten; bieten; darbieten; präsentieren; reichen ausstellen; austeilen; austragen; begünstigen; besorgen; bevorrechten; bevorzugen; darreichen; einflößen; eingeben; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; hergeben; herreichen; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; ins Haus liefern; jemandem etwas verabreichen; liefern; reichen; schenken; senden; spenden; stiften; verabreichen; verehren; verordnen; verschenken; zustellen; überreichen
laten zien anbieten; aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen hervor holen; hervor ziehen; hervorbringen; vorzeigen; zeigen; zeugen von; zum Vorschein bringen
offreren anbieten; darbieten; feilbieten; offerieren; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen
presenteren anbieten; aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; offerieren; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen
tentoonstellen ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen
tonen anbieten; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen
vertonen aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen ausstellen; zur Schau stellen
voorleggen anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen

Synonyms for "präsentieren":


Wiktionary Translations for präsentieren:

präsentieren
verb
  1. op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen

Cross Translation:
FromToVia
präsentieren voorstellen; presenteren present — bring into the presence of
präsentieren indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen présenter — Traductions à trier suivant le sens