German

Detailed Translations for reflektieren from German to Dutch

reflektieren:

reflektieren verb (reflektiere, reflektierst, reflektiert, reflektierte, reflektiertet, reflektiert)

  1. reflektieren (widerspiegeln; spiegeln)
    weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen
    • weerspiegelen verb (weerspiegel, weerspiegelt, weerspiegelde, weerspiegelden, weerspiegeld)
    • reflecteren verb (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • terugkaatsen verb (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
  2. reflektieren (überlegen; erwägen; beschauen; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen verb (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen verb (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken verb (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen verb (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  3. reflektieren (widerscheinen; widerspiegeln; funkeln; widerhallen)
    weerschijnen; weerkaatsen
    • weerschijnen verb (weerschijn, weerschijnt, weerscheen, weerschenen, weerschenen)
    • weerkaatsen verb (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)
  4. reflektieren (zurückspielen; zurückwerfen)

Conjugations for reflektieren:

Präsens
  1. reflektiere
  2. reflektierst
  3. reflektiert
  4. reflektieren
  5. reflektiert
  6. reflektieren
Imperfekt
  1. reflektierte
  2. reflektiertest
  3. reflektierte
  4. reflektierten
  5. reflektiertet
  6. reflektierten
Perfekt
  1. habe reflektiert
  2. hast reflektiert
  3. hat reflektiert
  4. haben reflektiert
  5. habt reflektiert
  6. haben reflektiert
1. Konjunktiv [1]
  1. reflektiere
  2. reflektierest
  3. reflektiere
  4. reflektieren
  5. reflektieret
  6. reflektieren
2. Konjunktiv
  1. reflektierte
  2. reflektiertest
  3. reflektierte
  4. reflektierten
  5. reflektiertet
  6. reflektierten
Futur 1
  1. werde reflektieren
  2. wirst reflektieren
  3. wird reflektieren
  4. werden reflektieren
  5. werdet reflektieren
  6. werden reflektieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde reflektieren
  2. würdest reflektieren
  3. würde reflektieren
  4. würden reflektieren
  5. würdet reflektieren
  6. würden reflektieren
Diverses
  1. reflektier!
  2. reflektiert!
  3. reflektieren Sie!
  4. reflektiert
  5. reflektierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for reflektieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
afwegen Abwägen; Bedenken
overwegen Abwägen; Bedenken
terugkaatsen Abprallen; Abrutschen; Einsinken
weerschijnen Wiederspiegeln
weerspiegelen Wiederspiegeln
VerbRelated TranslationsOther Translations
afwegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen abwegen; abwägen; ausmachen; auswegen; bedenken; bestimmen; ermessen; erwägen; mit sorge betrachten; schätzen; taxieren; veranschlagen; überlegen; überschlagen
beschouwen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
de bal terugkaatsen reflektieren; zurückspielen; zurückwerfen
met gelijke munt terugbetalen reflektieren; zurückspielen; zurückwerfen
overdenken aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen abwägen; ausdenken; ausmachen; bedenken; bestimmen; brüten; erfinden; ermessen; ersinnen; erwägen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; schätzen; sich ausdenken; sinnen; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overwegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen Sitzung halten; abwägen; ausmachen; beraten; beratschlagen; bestimmen; eine Versammlung abhalten; ermessen; konferieren; schätzen; sich beraten; sichberaten; tagen; taxieren; veranschlagen; überschlagen
reflecteren reflektieren; spiegeln; widerspiegeln echoen; erhallen; resonieren; spiegeln; widerhallen
terugkaatsen reflektieren; spiegeln; widerspiegeln echoen; erhallen; resonieren; widerhallen
vergelden reflektieren; zurückspielen; zurückwerfen vergelten
weerkaatsen funkeln; reflektieren; widerhallen; widerscheinen; widerspiegeln echoen; erhallen; hallen; resonieren; schallen; widerhallen; widerschallen
weerschijnen funkeln; reflektieren; widerhallen; widerscheinen; widerspiegeln
weerspiegelen reflektieren; spiegeln; widerspiegeln

Synonyms for "reflektieren":