Translate flavouring from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

flavouring:
- aroma; geurstof; smaakversterker; smaakstof; smaakmaker; specerij; kruid; kruiderij

English

Detailed Translations for flavouring from English to Dutch

the flavouring (seasoning; flavoring)
het aroma; de geurstof
- aroma [het ~] noun
- geurstof [de ~] noun
the flavouring (seasoning; flavoring)
smaakversterker
- smaakversterker [znw.] noun
the flavouring (spices; flavoring)
de smaakstof
- smaakstof [de ~] noun
the flavouring (seasoning; flavourings; spice; spices; flavoring)
de smaakmaker
- smaakmaker [de ~ (m)] noun
the flavouring (spice; herb; spices; condiments; condiment; flavourings; flavoring)
de specerij; het kruid; de kruiderij
- specerij [de ~ (v)] noun
- kruid [het ~] noun
- kruiderij [de ~ (v)] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
aroma	flavoring; flavouring; seasoning	aroma; bouquet; fragrance; odor; odour; perfume; scent; smell
geurstof	flavoring; flavouring; seasoning
kruid	condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
kruiderij	condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices	condiment; condiments; seasonings; spices
smaakmaker	flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
smaakstof	flavoring; flavouring; spices
smaakversterker	flavoring; flavouring; seasoning
specerij	condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
-	flavorer; flavoring; flavourer; seasoner; seasoning
Other	Related Translations	Other Translations
-	flavoring