Translate vacances from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

vacances:
- vakantie; verlof; snipperdag; verloftijd; verlofjaar; vacatures; openstaande posten
Wiktionary:
- vacances → vakantie
- vacances → vakantie, reis

French

Detailed Translations for vacances from French to Dutch

la vacances (congé; vacations; jour de congé; année de congé; permission)
de vakantie
– periode waarin je vrij hebt van school of werk ¹
- vakantie [de ~ (v)] noun
  - in de vakantie zwem ik elke dag¹
het verlof; de snipperdag; de verloftijd; verlofjaar
- verlof [het ~] noun
- snipperdag [de ~ (m)] noun
- verloftijd [de ~ (m)] noun
- verlofjaar [znw.] noun
la vacances (places vacantes; postes vacants)
de vacatures; openstaande posten
- vacatures [de ~] noun, plural
- openstaande posten [znw.] noun
la vacances
de vakantie
– periode waarin je vrij hebt van school of werk ¹
- vakantie [de ~ (v)] noun
  - in de vakantie zwem ik elke dag¹

vacances

noun

een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen
- vakantie → vacances
een reis in de vakantie
- vakantie → vacances

Cross Translation:

From	To	Via
• vacances	→ vakantie	↔ holiday — period of one or more days taken off work by an employee for leisure
• vacances	→ vakantie	↔ holiday — period during which pupils and students do not attend their school or university
• vacances	→ vakantie	↔ vacation — holiday, period of leisure time
• vacances	→ vakantie; reis	↔ Urlaub — kurz für: eine während des Urlaubs^[1] unternommene Reise

Noun	Related Translations	Other Translations
openstaande posten	places vacantes; postes vacants; vacances	crédits; postes vacants; postes à payer
snipperdag	année de congé; congé; jour de congé; permission; vacances; vacations
vacatures	places vacantes; postes vacants; vacances
vakantie	année de congé; congé; jour de congé; permission; vacances; vacations
verlof	année de congé; congé; jour de congé; permission; vacances; vacations
verlofjaar	année de congé; congé; jour de congé; permission; vacances; vacations
verloftijd	année de congé; congé; jour de congé; permission; vacances; vacations