French

Detailed Translations for varier from French to Dutch

varier:

varier verb (varie, varies, varions, variez, )

  1. varier (différer; diverger)
    variëren; veranderen; uiteenlopen; verschillen; afwisselen; wisselen
    • variëren verb (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)
    • veranderen verb (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • uiteenlopen verb (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)
    • verschillen verb (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • afwisselen verb (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • wisselen verb (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
  2. varier (alterner; changer; modifier; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen verb (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen verb (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen verb (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen verb (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien verb (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  3. varier (échanger; confondre; renvoyer; )
    ruilen; wisselen; omwisselen; verwisselen; omruilen
    • ruilen verb (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • wisselen verb (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
    • omwisselen verb (wissel om, wisselt om, wisselde om, wisselden om, omgewisseld)
    • verwisselen verb (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • omruilen verb (ruil om, ruilt om, ruilde om, ruilden om, omgeruild)

Conjugations for varier:

Présent
  1. varie
  2. varies
  3. varie
  4. varions
  5. variez
  6. varient
imparfait
  1. variais
  2. variais
  3. variait
  4. variions
  5. variiez
  6. variaient
passé simple
  1. variai
  2. varias
  3. varia
  4. variâmes
  5. variâtes
  6. varièrent
futur simple
  1. varierai
  2. varieras
  3. variera
  4. varierons
  5. varierez
  6. varieront
subjonctif présent
  1. que je varie
  2. que tu varies
  3. qu'il varie
  4. que nous variions
  5. que vous variiez
  6. qu'ils varient
conditionnel présent
  1. varierais
  2. varierais
  3. varierait
  4. varierions
  5. varieriez
  6. varieraient
passé composé
  1. ai varié
  2. as varié
  3. a varié
  4. avons varié
  5. avez varié
  6. ont varié
divers
  1. varie!
  2. variez!
  3. varions!
  4. varié
  5. variant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for varier:

NounRelated TranslationsOther Translations
omwisselen alternance; changement; conversion; développement; modification; métamorphose; permutation; remaniement; substitution; transformation; échange
ruilen échange
veranderen alternance; amendement; changement; conversion; développement; modification; mutation; métamorphose; remaniement; transformation; échange
verschillen différence; déviation
wijzigen alternance; amendement; changement; conversion; développement; modification; métamorphose; remaniement; transformation; échange
VerbRelated TranslationsOther Translations
afwisselen alterner; altérer; changer; différer; diverger; modifier; permuter; transformer; varier; échanger
herzien alterner; altérer; changer; modifier; permuter; transformer; varier; échanger aller mieux; altérer; amender; améliorer; changer; modifier; perfectionner; remanier; renouer; renouveler; renverser; restructurer; retravailler; revitaliser; revoir; réformer; régénérer; rénover; réorganiser; réviser; transformer
omruilen annuler; changer; confondre; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger alterner; altérer; changer; changer de place; faire un échange; substituer; échanger; échanger contre
omwisselen annuler; changer; confondre; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger alterner; altérer; changer; changer de place; faire un échange; substituer; échanger; échanger contre
ruilen annuler; changer; confondre; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger alterner; altérer; changer; changer de place; faire un échange; permuter; substituer; troquer; échanger; échanger contre
uiteenlopen différer; diverger; varier
variëren différer; diverger; varier fluctuer; osciller; tituber; vaciller
veranderen alterner; altérer; changer; différer; diverger; modifier; permuter; transformer; varier; échanger altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer
verschillen différer; diverger; varier différer; dévier; faire une différence
verwisselen alterner; altérer; annuler; changer; confondre; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger alterner; altérer; changer; changer de place; convertir; emmêler; faire un échange; innover; modifier; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à; substituer; transformer; échanger; échanger contre
wijzigen alterner; altérer; changer; modifier; permuter; transformer; varier; échanger altérer; amender; changer; modifier; rectifier; refondre; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer
wisselen annuler; changer; confondre; différer; diverger; embarrasser; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger alterner; altérer; changer; changer de place; faire un échange; substituer; échanger; échanger contre

Synonyms for "varier":


Wiktionary Translations for varier:

varier
verb
  1. À trier
varier
verb
  1. (overgankelijk) doen veranderen

Cross Translation:
FromToVia
varier variëren variieren — etwas teilweise ändern