Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanbidder:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanbidder from Dutch to German

aanbidder:

aanbidder [de ~ (m)] noun

  1. de aanbidder (vrijer; liefhebber; minnaar)
    der Liebhaber; die Geliebte; der Geliebter; der Enthusiast

Translation Matrix for aanbidder:

NounRelated TranslationsOther Translations
Enthusiast aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer enthousiasteling
Geliebte aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; duifje; geliefde; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefje; liefste; lieve; maatje; maîtresse; minnaars; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vrijers
Geliebter aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; geliefde; hartje; minnares; vriendin
Liebhaber aanbidder; liefhebber; minnaar; vrijer beminde; enthousiasteling; geliefde; hartje; minnares; vriendin

Wiktionary Translations for aanbidder:

aanbidder
noun
  1. vereerder van een goddelijk wezen

Cross Translation:
FromToVia
aanbidder Verehrer; Anbeter; Bewunderer adorateur — Celui, celle qui adorer.