Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. abri:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for abri from Dutch to German

abri:

abri [de ~ (m)] noun

  1. de abri (wachthuisje)
    Schirmdach; Vordach
  2. de abri (bushalte; bushokje)
    die Bushaltestelle; die Wartehalle; Vordach

Translation Matrix for abri:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bushaltestelle abri; bushalte; bushokje bushalte; stopplaats
Schirmdach abri; wachthuisje afdak; beschutting; luifel; luwte
Vordach abri; bushalte; bushokje; wachthuisje afdak; beschutting; luifel; luwte
Wartehalle abri; bushalte; bushokje vertrekhal

Wiktionary Translations for abri:

abri
noun
  1. vorübergehende Unterkunft