Dutch

Detailed Translations for adremheid from Dutch to German

adremheid:

adremheid [znw.] noun

  1. adremheid (gevatheid; bijdehandheid; snedigheid)
    die Klugheit; die Gewandtheit; die Schlagfertigkeit; die Schlauheit; die Witzigkeit; die Pfiffigkeit; die Gerissenheit; die Spitzfindigkeit; die Schneidigkeit; die Gewieftheit

Translation Matrix for adremheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gerissenheit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid arglist; arglistigheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; list; listigheid; puntig zijn; puntigheid; raffinement; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; sluwe streek; sluwheid; snoodheid; spitsheid; spitsvondigheid
Gewandtheit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid geslepenheid; gewiekstheid; gezwindheid; handigheid; kneep; kunst; kwiekheid; list; puntig zijn; puntigheid; rapheid; rapiditeit; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schielijkheid; schranderheid; slimheid; sluwe streek; snelheid; spitsheid; spitsvondigheid; tempo; toer; truc; vaart; vlotheid; vlugheid
Gewieftheit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid geslepenheid; gewiekstheid; list; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; sluwe streek; spitsheid; spitsvondigheid
Klugheit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid beleid; bij de pinken zijn; brein; goochemheid; hersens; intelligentie; knapheid; pienterheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schoonheid; schranderheid; slimheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; verstand
Pfiffigkeit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; intelligentie; list; listigheid; pienterheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; sluwe streek; sluwheid; snoodheid; spitsvondigheid
Schlagfertigkeit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid bij de pinken zijn; goochemheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slagvaardigheid; spitsheid; spitsvondigheid; toepasbaarheid; toepasselijkheid; treffendheid; uitgeslapenheid
Schlauheit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid arglist; arglistigheid; bij de pinken zijn; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leepheid; linkheid; list; listigheid; raffinement; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; sluwe streek; sluwheid; snoodheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid
Schneidigkeit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid aandrift; bitsheid; daadkracht; dapperheid; durf; energie; esprit; fermheid; fut; gewaagdheid; in vorm zijn; kattigheid; koenheid; kordaatheid; kracht; kranigheid; lef; moed; momentum; onversaagdheid; puf; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid; vinnigheid; werklust
Spitzfindigkeit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid geraffineerdheid; leepheid; list; raffinement; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; sluwe streek; spitsheid; spitsvondigheid
Witzigkeit adremheid; bijdehandheid; gevatheid; snedigheid grappigheid; kluchtigheid; koddigheid; list; slimheid; sluwe streek; snaaksheid; vermakelijkheid