Dutch

Detailed Translations for beheksen from Dutch to German

beheksen:

beheksen verb (beheks, behekst, behekste, beheksten, behekst)

  1. beheksen (betoveren)
    verzaubern; bezaubern; behexen; verführen; anmuten; entzücken; betören; bestricken
    • verzaubern verb (verzaubere, verzauberst, verzaubert, verzauberte, verzaubertet, verzaubert)
    • bezaubern verb (bezaubere, bezauberst, bezaubert, bezauberte, bezaubertet, bezaubert)
    • behexen verb (behexe, behext, behexte, behextet, behext)
    • verführen verb (verführe, verführst, verführt, verführte, verführtet, verführt)
    • anmuten verb (mute an, mutest an, mutet an, mutete an, mutetet an, angemutet)
    • entzücken verb (entzücke, entzückst, entzückt, entzückte, entzücktet, entzückt)
    • betören verb (betöre, betörst, betört, betörte, betörtet, betört)
    • bestricken verb (bestricke, bestrickst, bestrickt, bestrickte, bestricktet, bestrickt)

Conjugations for beheksen:

o.t.t.
  1. beheks
  2. behekst
  3. behekst
  4. beheksen
  5. beheksen
  6. beheksen
o.v.t.
  1. behekste
  2. behekste
  3. behekste
  4. beheksten
  5. beheksten
  6. beheksten
v.t.t.
  1. heb behekst
  2. hebt behekst
  3. heeft behekst
  4. hebben behekst
  5. hebben behekst
  6. hebben behekst
v.v.t.
  1. had behekst
  2. had behekst
  3. had behekst
  4. hadden behekst
  5. hadden behekst
  6. hadden behekst
o.t.t.t.
  1. zal beheksen
  2. zult beheksen
  3. zal beheksen
  4. zullen beheksen
  5. zullen beheksen
  6. zullen beheksen
o.v.t.t.
  1. zou beheksen
  2. zou beheksen
  3. zou beheksen
  4. zouden beheksen
  5. zouden beheksen
  6. zouden beheksen
diversen
  1. beheks!
  2. behekst!
  3. behekst
  4. beheksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beheksen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anmuten beheksen; betoveren
behexen beheksen; betoveren
bestricken beheksen; betoveren bekoren; bevallen; buitmaken; vangen
betören beheksen; betoveren aanlokken; begoochelen; bekoren; bevallen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
bezaubern beheksen; betoveren aanlokken; begoochelen; bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; lokken; meelokken; plezieren; verblijden; verheugd; verleiden; verlokken; verrukken; voortlokken; weglokken
entzücken beheksen; betoveren bekoren; bevallen; blij maken; enthousiast raken; in verrukking brengen; in verrukking raken; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
verführen beheksen; betoveren aanlokken; bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; in vervoering brengen; lokken; meelokken; plezieren; verblijden; verheugd; verleiden; verlokken; verrukken; vervoeren; voortlokken; weglokken
verzaubern beheksen; betoveren bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; omtoveren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
OtherRelated TranslationsOther Translations
entzücken verrukken