Dutch

Detailed Translations for behoeftigheid from Dutch to German

behoeftigheid:

behoeftigheid [de ~ (v)] noun

  1. de behoeftigheid (noodwendigheid; nood)
    die Bedürftigkeit; die Not; die Armut; Mißgeschick; die Rückschläge; der Druck; die Seuche; Elend; die Katastrophe; Unglück; der Schicksalsschläge; der Schicksalsschlag; die Hilfsbedürftigkeit; die Ärmlichkeit
  2. de behoeftigheid (hulpbehoevendheid)
  3. de behoeftigheid (minvermogendheid; armelijkheid)
    die Bedürftigkeit

Translation Matrix for behoeftigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Armut behoeftigheid; nood; noodwendigheid armoede; ellende; gebrek; krapte; nood; noodtoestand; schaarsheid; schaarste; tekort
Bedürftigkeit armelijkheid; behoeftigheid; hulpbehoevendheid; minvermogendheid; nood; noodwendigheid gebrek; haveloosheid; krapte; schaarsheid; schaarste; sjofelheid; tekort
Druck behoeftigheid; nood; noodwendigheid afdrukken; band; bloeddruk; boekdeel; deel; druk; drukken; drukking; dwang; oplage; pressie; tensie; uitgave; volume
Elend behoeftigheid; nood; noodwendigheid armoede; barheid; ellende; gebrek; malheur; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; nood; noodlottigheid; noodtoestand; ongeluk; onheil; onspoed; pech; penarie; probleem; problemen; ramp; rampspoed; rampzaligheid; rottigheid; sores; tegenslag; tegenspoed; terugslag; zorgen
Hilfsbedürftigkeit behoeftigheid; hulpbehoevendheid; nood; noodwendigheid haveloosheid; nood; nooddruft; noodlijdendheid; noodtoestand; ontbering; sjofelheid
Katastrophe behoeftigheid; nood; noodwendigheid catastrofe; ellende; malheur; moeilijkheden; noodlottigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Mißgeschick behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenslagen; tegenspoed; terugslagen
Not behoeftigheid; nood; noodwendigheid armoede; ellende; gebrek; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; nood; noodtoestand; ongeluk; onheil; onspoed; pech; problemen; ramp; rampspoed; sores; tegenslag; tegenspoed; terugslag; zorgen
Rückschläge behoeftigheid; nood; noodwendigheid tegenslagen
Schicksalsschlag behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; noodlottigheid; ongeluk; ongeval; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; rampzaligheid; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Schicksalsschläge behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; noodlottigheid; ongeluk; ongeval; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; rampzaligheid; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Seuche behoeftigheid; nood; noodwendigheid besmettelijke ziekte; builenpest; epidemie; pest; plaag
Unglück behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; noodlottigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; rampzaligheid; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Ärmlichkeit behoeftigheid; nood; noodwendigheid armzaligheid; gebrek; haveloosheid; karigheid; krapte; magerheid; magerte; misdeeldheid; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; sjofelheid; stumperigheid; tekort

Related Words for "behoeftigheid":


behoeftigheid form of behoeftig:


Translation Matrix for behoeftig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
arm arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend arm; armetierig; berooid; geldeloos; misdeeld; pover; verstoken
notleidend arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend

Related Words for "behoeftig":


Wiktionary Translations for behoeftig:

behoeftig
Cross Translation:
FromToVia
behoeftig bedürftig; mittellos indigent — poor; destitute
behoeftig leer; unvermögend vide — Qui ne contenir rien ; qui est totalement dépourvoir de.