Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. diaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for diaken from Dutch to German

diaken:

diaken [de ~ (m)] noun

  1. de diaken (verpleger; hulp; ziekenoppasser; ziekenbroeder; broeder)
    der Krankenpfleger; der Bruder

Translation Matrix for diaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bruder broeder; diaken; hulp; verpleger; ziekenbroeder; ziekenoppasser broeder; broer; broer of zus; gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent; zus
Krankenpfleger broeder; diaken; hulp; verpleger; ziekenbroeder; ziekenoppasser broeder; broer; verpleegkundige; ziekenverpleger

Related Words for "diaken":

  • diakenen, diakens

Wiktionary Translations for diaken:

diaken
noun
  1. (rooms-katholieke kerk): geestelijke gerangschikt direct onder een priester, die een priester helpt bij kerkdiensten

Cross Translation:
FromToVia
diaken Diakon deacon — A designated minister of charity in the early Church
diaken Diakon deacon — A clergyman ranked directly below a priest
diaken Diakon deacon — lay leader of a Protestant congregation