Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. geeuwen:
  2. geeuw:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geeuwen from Dutch to German

geeuwen:

geeuwen verb (geeuw, geeuwt, geeuwde, geeuwden, gegeeuwd)

  1. geeuwen (gapen)
    gähnen
    • gähnen verb (gähne, gähnst, gähnt, gähnte, gähntet, gegähnt)

Conjugations for geeuwen:

o.t.t.
  1. geeuw
  2. geeuwt
  3. geeuwt
  4. geeuwen
  5. geeuwen
  6. geeuwen
o.v.t.
  1. geeuwde
  2. geeuwde
  3. geeuwde
  4. geeuwden
  5. geeuwden
  6. geeuwden
v.t.t.
  1. heb gegeeuwd
  2. hebt gegeeuwd
  3. heeft gegeeuwd
  4. hebben gegeeuwd
  5. hebben gegeeuwd
  6. hebben gegeeuwd
v.v.t.
  1. had gegeeuwd
  2. had gegeeuwd
  3. had gegeeuwd
  4. hadden gegeeuwd
  5. hadden gegeeuwd
  6. hadden gegeeuwd
o.t.t.t.
  1. zal geeuwen
  2. zult geeuwen
  3. zal geeuwen
  4. zullen geeuwen
  5. zullen geeuwen
  6. zullen geeuwen
o.v.t.t.
  1. zou geeuwen
  2. zou geeuwen
  3. zou geeuwen
  4. zouden geeuwen
  5. zouden geeuwen
  6. zouden geeuwen
diversen
  1. geeuw!
  2. geeuwt!
  3. gegeeuwd
  4. geeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for geeuwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gähnen gapen; geeuwen

Related Words for "geeuwen":


Wiktionary Translations for geeuwen:

geeuwen
verb
  1. den Mund mit Einatmen und Ausatmen als Zeichen der Müdigkeit weit aufsperren

Cross Translation:
FromToVia
geeuwen gähnen yawn — open the mouth and take a deep breath
geeuwen gähnen bâillerréaliser un mouvement réflexe d’inspiration suivre d’une expiration ouvrir grand la bouche.

geeuwen form of geeuw:

geeuw [de ~ (m)] noun

  1. de geeuw (gaap)
    Gähnen

Translation Matrix for geeuw:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gähnen gaap; geeuw

Related Words for "geeuw":


Wiktionary Translations for geeuw:

geeuw
noun
  1. het zich uitrekken, meestal met open mond, bij slaperigheid, ontspanning of verveling

Cross Translation:
FromToVia
geeuw Gähnen yawn — the action of yawning
geeuw Gähnen bâillementaction de bâiller, par fatigue ou pour exprimer son ennui ou un état de bien-être caractérisé par le repos.