Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. hout bewerken:


Dutch

Detailed Translations for hout bewerken from Dutch to German

hout bewerken:

hout bewerken verb (bewerk hout, bewerkt hout, bewerkte hout, bewerkten hout, hout bewerkt)

  1. hout bewerken
    tischlern
    • tischlern verb (tischlere, tischlerst, tischlert, tischlerte, tischlertet, getischlert)

Conjugations for hout bewerken:

o.t.t.
  1. bewerk hout
  2. bewerkt hout
  3. bewerkt hout
  4. bewerken hout
  5. bewerken hout
  6. bewerken hout
o.v.t.
  1. bewerkte hout
  2. bewerkte hout
  3. bewerkte hout
  4. bewerkten hout
  5. bewerkten hout
  6. bewerkten hout
v.t.t.
  1. heb hout bewerkt
  2. hebt hout bewerkt
  3. heeft hout bewerkt
  4. hebben hout bewerkt
  5. hebben hout bewerkt
  6. hebben hout bewerkt
v.v.t.
  1. had hout bewerkt
  2. had hout bewerkt
  3. had hout bewerkt
  4. hadden hout bewerkt
  5. hadden hout bewerkt
  6. hadden hout bewerkt
o.t.t.t.
  1. zal hout bewerken
  2. zult hout bewerken
  3. zal hout bewerken
  4. zullen hout bewerken
  5. zullen hout bewerken
  6. zullen hout bewerken
o.v.t.t.
  1. zou hout bewerken
  2. zou hout bewerken
  3. zou hout bewerken
  4. zouden hout bewerken
  5. zouden hout bewerken
  6. zouden hout bewerken
diversen
  1. bewerk hout!
  2. bewerkt hout!
  3. hout bewerkt
  4. hout bewerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hout bewerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tischlern hout bewerken klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren

External Machine Translations:

Related Translations for hout bewerken