Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. indeuken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for indeuken from Dutch to German

indeuken:

indeuken verb (deuk in, deukt in, deukte in, deukten in, ingedeukt)

  1. indeuken (butsen; een deuk maken in)
    eindrücken; einbeulen; quetschen
    • eindrücken verb (drücke ein, drückst ein, drückt ein, drückte ein, drücktet ein, eingedrückt)
    • einbeulen verb (beule ein, beulst ein, beult ein, beulte ein, beultet ein, eingebeult)
    • quetschen verb (quetsche, quetschst, quetscht, quetschte, quetschtet, gequetscht)

Conjugations for indeuken:

o.t.t.
  1. deuk in
  2. deukt in
  3. deukt in
  4. deuken in
  5. deuken in
  6. deuken in
o.v.t.
  1. deukte in
  2. deukte in
  3. deukte in
  4. deukten in
  5. deukten in
  6. deukten in
v.t.t.
  1. heb ingedeukt
  2. hebt ingedeukt
  3. heeft ingedeukt
  4. hebben ingedeukt
  5. hebben ingedeukt
  6. hebben ingedeukt
v.v.t.
  1. had ingedeukt
  2. had ingedeukt
  3. had ingedeukt
  4. hadden ingedeukt
  5. hadden ingedeukt
  6. hadden ingedeukt
o.t.t.t.
  1. zal indeuken
  2. zult indeuken
  3. zal indeuken
  4. zullen indeuken
  5. zullen indeuken
  6. zullen indeuken
o.v.t.t.
  1. zou indeuken
  2. zou indeuken
  3. zou indeuken
  4. zouden indeuken
  5. zouden indeuken
  6. zouden indeuken
en verder
  1. is ingedeukt
diversen
  1. deuk in!
  2. deukt in!
  3. ingedeukt
  4. indeukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for indeuken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einbeulen butsen; een deuk maken in; indeuken butsen; indrukken; induwen; kaatsen
eindrücken butsen; een deuk maken in; indeuken butsen; indrukken; induwen; inpersen; kaatsen
quetschen butsen; een deuk maken in; indeuken butsen; drukken; kaatsen; knellen; kneuzen; krenken; kwetsen; leegknijpen; persen; uitpersen

Wiktionary Translations for indeuken:


Cross Translation:
FromToVia
indeuken einbeulen; eindellen dent — produce a dent
indeuken einbeulen; eindellen dimple — create a dimple in
indeuken einbeulen; eindellen cabosser — (familier, fr) Faire des bosses à un objet, de façon à le déformer.