Summary


Dutch

Detailed Translations for indijken from Dutch to German

indijken:

indijken verb (dijk in, dijkt in, dijkte in, dijkten in, ingedijkt)

  1. indijken (inpolderen; droogleggen)
    trockenlegen; einpoldern; entwässern
    • einpoldern verb (poldere ein, polderst ein, poldert ein, polderte ein, poldertet ein, eingepoldert)
    • entwässern verb (entwässere, entwässerst, entwässert, entwässerte, entwässertet, entwässert)
  2. indijken (indammen)
    eindeichen; eindämmen
    • eindeichen verb (deiche ein, deichst ein, deicht ein, deichte ein, deichtet ein, eingedeicht)
    • eindämmen verb (dämme ein, dämmst ein, dämmt ein, dämmte ein, dämmtet ein, eingedämmt)

Conjugations for indijken:

o.t.t.
  1. dijk in
  2. dijkt in
  3. dijkt in
  4. dijken in
  5. dijken in
  6. dijken in
o.v.t.
  1. dijkte in
  2. dijkte in
  3. dijkte in
  4. dijkten in
  5. dijkten in
  6. dijkten in
v.t.t.
  1. heb ingedijkt
  2. hebt ingedijkt
  3. heeft ingedijkt
  4. hebben ingedijkt
  5. hebben ingedijkt
  6. hebben ingedijkt
v.v.t.
  1. had ingedijkt
  2. had ingedijkt
  3. had ingedijkt
  4. hadden ingedijkt
  5. hadden ingedijkt
  6. hadden ingedijkt
o.t.t.t.
  1. zal indijken
  2. zult indijken
  3. zal indijken
  4. zullen indijken
  5. zullen indijken
  6. zullen indijken
o.v.t.t.
  1. zou indijken
  2. zou indijken
  3. zou indijken
  4. zouden indijken
  5. zouden indijken
  6. zouden indijken
en verder
  1. is ingedijkt
diversen
  1. dijk in!
  2. dijkt in!
  3. ingedijkt
  4. indijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for indijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
eindeichen indammen; indijken bedijken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
eindämmen indammen; indijken afgrenzen; bedijken; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; inperken; insluiten; toevoegen; van grenzen voorzien
einpoldern droogleggen; indijken; inpolderen
entwässern droogleggen; indijken; inpolderen dehydreren; ontvochten; ontwateren
trockenlegen droogleggen; indijken; inpolderen indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen