Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. inklinken:


Dutch

Detailed Translations for inklinken from Dutch to German

inklinken:

inklinken verb (klink in, klinkt in, klonk in, klonken in, ingeklonken)

  1. inklinken
    einsetzen; einnieten
    • einsetzen verb (setze ein, setzt ein, setzte ein, setztet ein, eingesetzt)
    • einnieten verb

Conjugations for inklinken:

o.t.t.
  1. klink in
  2. klinkt in
  3. klinkt in
  4. klinken in
  5. klinken in
  6. klinken in
o.v.t.
  1. klonk in
  2. klonk in
  3. klonk in
  4. klonken in
  5. klonken in
  6. klonken in
v.t.t.
  1. heb ingeklonken
  2. hebt ingeklonken
  3. heeft ingeklonken
  4. hebben ingeklonken
  5. hebben ingeklonken
  6. hebben ingeklonken
v.v.t.
  1. had ingeklonken
  2. had ingeklonken
  3. had ingeklonken
  4. hadden ingeklonken
  5. hadden ingeklonken
  6. hadden ingeklonken
o.t.t.t.
  1. zal inklinken
  2. zult inklinken
  3. zal inklinken
  4. zullen inklinken
  5. zullen inklinken
  6. zullen inklinken
o.v.t.t.
  1. zou inklinken
  2. zou inklinken
  3. zou inklinken
  4. zouden inklinken
  5. zouden inklinken
  6. zouden inklinken
en verder
  1. is ingeklonken
diversen
  1. klink in!
  2. klinkt in!
  3. ingeklonken
  4. inklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inklinken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einnieten inklinken
einsetzen inklinken aangrijpen; aanstellen; aanvangen; aanwenden; afstemmen; beginnen; benoemen; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; in functie aanstellen; inaugureren; inhuldigen; inrichten; installeren; instellen; intreden; introduceren; invoegen; inwijden; inzet tonen; inzetten; kennis laten maken; mobiliseren; op gang komen; overgaan op nieuwe rijbaan; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; starten; stationeren; toepassen; tussen zetten; van start gaan; verwedden; voorstellen; wedden