Dutch

Detailed Translations for nader verklaren from Dutch to German

nader verklaren:

nader verklaren verb (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)

  1. nader verklaren (verduidelijken; toelichten; uiteenzetten; uitleggen)
    verdeutlichen; erklären; erläutern; auseinandersetzen; aufklären; klären; darlegen; erörtern
    • verdeutlichen verb (verdeutliche, verdeutlichst, verdeutlicht, verdeutlichte, verdeutlichtet, verdeutlicht)
    • erklären verb (erkläre, erklärst, erklärt, erklärte, erklärtet, erklärt)
    • erläutern verb (erläutere, erläuterst, erläutert, erläuterte, erläutertet, erläutert)
    • auseinandersetzen verb (setze auseinander, setzt auseinander, setzte auseinander, setztet auseinander, auseinandergesetzt)
    • aufklären verb (kläre auf, klärst auf, klärt auf, klärte auf, klärtet auf, aufgeklärt)
    • klären verb (kläre, klärst, klärt, klärte, klärtet, geklärt)
    • darlegen verb (lege dar, legst dar, legt dar, legte dar, legtet dar, dargelegt)
    • erörtern verb (erörtere, erörterst, erörtert, erörterte, erörtertet, erörtert)

Conjugations for nader verklaren:

o.t.t.
  1. verklaar nader
  2. verklaart nader
  3. verklaart nader
  4. verklaren nader
  5. verklaren nader
  6. verklaren nader
o.v.t.
  1. verklaarde nader
  2. verklaarde nader
  3. verklaarde nader
  4. verklaarden nader
  5. verklaarden nader
  6. verklaarden nader
v.t.t.
  1. heb nader verklaard
  2. hebt nader verklaard
  3. heeft nader verklaard
  4. hebben nader verklaard
  5. hebben nader verklaard
  6. hebben nader verklaard
v.v.t.
  1. had nader verklaard
  2. had nader verklaard
  3. had nader verklaard
  4. hadden nader verklaard
  5. hadden nader verklaard
  6. hadden nader verklaard
o.t.t.t.
  1. zal nader verklaren
  2. zult nader verklaren
  3. zal nader verklaren
  4. zullen nader verklaren
  5. zullen nader verklaren
  6. zullen nader verklaren
o.v.t.t.
  1. zou nader verklaren
  2. zou nader verklaren
  3. zou nader verklaren
  4. zouden nader verklaren
  5. zouden nader verklaren
  6. zouden nader verklaren
en verder
  1. is nader verklaard
  2. zijn nader verklaard
diversen
  1. verklaar nader!
  2. verklaart nader!
  3. nader verklaard
  4. nader verklarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nader verklaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufklären nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; afdekken; afruimen; attenderen; begrijpelijk maken; belichten; bewust maken; in zedelijk opzicht zuiveren; informeren; kennisgeven van; klaren; kuisen; louteren; ophelderen; opklaren; opruimen; reinigen; toelichten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wijzen; wolken verdwijnen; zeggen
auseinandersetzen nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; argumenteren; begrijpelijk maken; belichten; beredeneren; nader bespreken; ontvouwen; ophelderen; opklaren; redeneren; toelichten; uit elkaar plaatsen; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren
darlegen nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken argumenteren; beredeneren; ontvouwen; redeneren; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken
erklären nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; begrijpelijk maken; belichten; beschrijven; erbij zeggen; mening kenbaar maken; noemen; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; verkondigen; vermelden; weergeven
erläutern nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken begrijpelijk maken; berichten; informeren; meedelen; melden; ontvouwen; ophelderen; opklaren; rapporteren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verklaren; verslag uitbrengen
erörtern nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; erop ingaan; ingaan op; onderwerp behandelen; ontvouwen; praten over; reageren op; spreken over; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken
klären nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; afdoen; belichten; in orde maken; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; ophelderen; opklaren; regelen; reinigen; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wolken verdwijnen
verdeutlichen nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; belichten; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren

Related Translations for nader verklaren