Summary


Dutch

Detailed Translations for neerglijden from Dutch to German

neerglijden:

neerglijden verb (glijd neer, glijdt neer, gleed neer, gleden neer, neergegleden)

  1. neerglijden (omlaagglijden; eraf glijden; naar beneden glijden)
    herunterrutschen; hinuntergleiten; hinabgleiten; herabsacken
    • herunterrutschen verb (rutsche herunter, rutschst herunter, rutscht herunter, rutschte herunter, rutschtet herunter, heruntergerutscht)
    • hinuntergleiten verb (gleite hinunter, gleitest hinunter, gleitet hinunter, glitt hinunter, glittet hinunter, hinuntergeglitten)
    • hinabgleiten verb (gleite hinab, gleitst hinab, gleitet hinab, glitt hinab, glittet hinab, hinabgeglitten)
    • herabsacken verb (sacke herab, sackst herab, sackt herab, sackte herab, sacktet herab, herabgesackt)

Conjugations for neerglijden:

o.t.t.
  1. glijd neer
  2. glijdt neer
  3. glijdt neer
  4. glijden neer
  5. glijden neer
  6. glijden neer
o.v.t.
  1. gleed neer
  2. gleed neer
  3. gleed neer
  4. gleden neer
  5. gleden neer
  6. gleden neer
v.t.t.
  1. ben neergegleden
  2. bent neergegleden
  3. is neergegleden
  4. zijn neergegleden
  5. zijn neergegleden
  6. zijn neergegleden
v.v.t.
  1. was neergegleden
  2. was neergegleden
  3. was neergegleden
  4. waren neergegleden
  5. waren neergegleden
  6. waren neergegleden
o.t.t.t.
  1. zal neerglijden
  2. zult neerglijden
  3. zal neerglijden
  4. zullen neerglijden
  5. zullen neerglijden
  6. zullen neerglijden
o.v.t.t.
  1. zou neerglijden
  2. zou neerglijden
  3. zou neerglijden
  4. zouden neerglijden
  5. zouden neerglijden
  6. zouden neerglijden
diversen
  1. glijd neer!
  2. glijdt neer!
  3. neergegleden
  4. neerglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerglijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herabsacken eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden afdalen; kelderen; naarbeneden glijden; zakken
herunterrutschen eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden afdalen; kelderen; naarbeneden glijden; onder water gaan; ondergaan; zakken; zinken
hinabgleiten eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden afdalen; afglijden; eraf glijden; naar beneden glijden; naarbeneden glijden; omlaag glijden
hinuntergleiten eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden afdalen; naarbeneden glijden