Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. neuriën:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for neuriën from Dutch to German

neuriën:

neuriën verb (neurie, neuriet, neuriede, neurieden, geneuried)

  1. neuriën
    summen
    • summen verb (summe, summst, summt, summte, summtet, gesummt)

Conjugations for neuriën:

o.t.t.
  1. neurie
  2. neuriet
  3. neuriet
  4. neuriën
  5. neuriën
  6. neuriën
o.v.t.
  1. neuriede
  2. neuriede
  3. neuriede
  4. neurieden
  5. neurieden
  6. neurieden
v.t.t.
  1. heb geneuried
  2. hebt geneuried
  3. heeft geneuried
  4. hebben geneuried
  5. hebben geneuried
  6. hebben geneuried
v.v.t.
  1. had geneuried
  2. had geneuried
  3. had geneuried
  4. hadden geneuried
  5. hadden geneuried
  6. hadden geneuried
o.t.t.t.
  1. zal neuriën
  2. zult neuriën
  3. zal neuriën
  4. zullen neuriën
  5. zullen neuriën
  6. zullen neuriën
o.v.t.t.
  1. zou neuriën
  2. zou neuriën
  3. zou neuriën
  4. zouden neuriën
  5. zouden neuriën
  6. zouden neuriën
diversen
  1. neurie!
  2. neuriet!
  3. geneuried
  4. neuriënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neuriën:

VerbRelated TranslationsOther Translations
summen neuriën brommen; gonzen; knorren; knorrend geluid maken; zachtjes zingen; zoemen

Wiktionary Translations for neuriën:


Cross Translation:
FromToVia
neuriën summen hum — to make sound with lips closed