Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ondertrouwen:
  2. ondertrouw:


Dutch

Detailed Translations for ondertrouwen from Dutch to German

ondertrouwen:

ondertrouwen verb (ondertrouw, ondertrouwt, ondertrouwde, ondertrouwden, ondertrouwd)

  1. ondertrouwen (verloven)
    aushängen
    • aushängen verb (hänge aus, hängst aus, hängt aus, hängte aus, hängtet aus, ausgehängt)

Conjugations for ondertrouwen:

o.t.t.
  1. ondertrouw
  2. ondertrouwt
  3. ondertrouwt
  4. ondertrouwen
  5. ondertrouwen
  6. ondertrouwen
o.v.t.
  1. ondertrouwde
  2. ondertrouwde
  3. ondertrouwde
  4. ondertrouwden
  5. ondertrouwden
  6. ondertrouwden
v.t.t.
  1. ben ondertrouwd
  2. bent ondertrouwd
  3. is ondertrouwd
  4. zijn ondertrouwd
  5. zijn ondertrouwd
  6. zijn ondertrouwd
v.v.t.
  1. was ondertrouwd
  2. was ondertrouwd
  3. was ondertrouwd
  4. waren ondertrouwd
  5. waren ondertrouwd
  6. waren ondertrouwd
o.t.t.t.
  1. zal ondertrouwen
  2. zult ondertrouwen
  3. zal ondertrouwen
  4. zullen ondertrouwen
  5. zullen ondertrouwen
  6. zullen ondertrouwen
o.v.t.t.
  1. zou ondertrouwen
  2. zou ondertrouwen
  3. zou ondertrouwen
  4. zouden ondertrouwen
  5. zouden ondertrouwen
  6. zouden ondertrouwen
diversen
  1. ondertrouw!
  2. ondertrouwt!
  3. ondertrouwd
  4. ondertrouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ondertrouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aushängen ondertrouwen; verloven etaleren; naar buiten hangen; tentoonstellen; tonen; uithangen; uitstallen

Related Words for "ondertrouwen":


ondertrouwen form of ondertrouw:

ondertrouw [de ~ (m)] noun

  1. de ondertrouw
    Aufgebot

Translation Matrix for ondertrouw:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufgebot ondertrouw huwelijksafkondiging

Related Words for "ondertrouw":