Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. stagneren:


Dutch

Detailed Translations for stagneren from Dutch to German

stagneren:

stagneren verb (stagneer, stagneert, stagneerde, stagneerden, gestagneerd)

  1. stagneren (op hetzelfde niveau blijven)
    stagnieren; stocken; gleichbleibend
    • stagnieren verb (stagniere, stagnierst, stagniert, stagnierte, stagniertet, stagniert)
    • stocken verb (stocke, stockst, stockt, stockte, stocktet, gestockt)

Conjugations for stagneren:

o.t.t.
  1. stagneer
  2. stagneert
  3. stagneert
  4. stagneren
  5. stagneren
  6. stagneren
o.v.t.
  1. stagneerde
  2. stagneerde
  3. stagneerde
  4. stagneerden
  5. stagneerden
  6. stagneerden
v.t.t.
  1. heb gestagneerd
  2. hebt gestagneerd
  3. heeft gestagneerd
  4. hebben gestagneerd
  5. hebben gestagneerd
  6. hebben gestagneerd
v.v.t.
  1. had gestagneerd
  2. had gestagneerd
  3. had gestagneerd
  4. hadden gestagneerd
  5. hadden gestagneerd
  6. hadden gestagneerd
o.t.t.t.
  1. zal stagneren
  2. zult stagneren
  3. zal stagneren
  4. zullen stagneren
  5. zullen stagneren
  6. zullen stagneren
o.v.t.t.
  1. zou stagneren
  2. zou stagneren
  3. zou stagneren
  4. zouden stagneren
  5. zouden stagneren
  6. zouden stagneren
en verder
  1. ben gestagneerd
  2. bent gestagneerd
  3. is gestagneerd
  4. zijn gestagneerd
  5. zijn gestagneerd
  6. zijn gestagneerd
diversen
  1. stagneer!
  2. stagneert!
  3. gestagneerd
  4. stagnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stagneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gleichbleibend op hetzelfde niveau blijven; stagneren
stagnieren op hetzelfde niveau blijven; stagneren blijven steken; halt houden; haperen; stil staan; stokken; stoppen; vastlopen
stocken op hetzelfde niveau blijven; stagneren blijven steken; haperen; in staat van ontbinding zijn; liggen rotten; ophouden; stokken; temporiseren; vastlopen; vertragen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gleichbleibend gelijkblijvend; stationair