Dutch

Detailed Translations for tenondergaan from Dutch to German

tenondergaan:

tenondergaan verb (ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)

  1. tenondergaan (strijd verliezen; het onderspit delven)
  2. tenondergaan (bezwijken; het onderspit delven; afleggen)
    unterliegen; erliegen
    • unterliegen verb (unterliege, unterliegst, unterliegt, unterlag, unterlagt, unterlegen)
    • erliegen verb (erliege, erliegst, erliegt, erlag, erlagt, erlegen)
  3. tenondergaan (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; )
    vergehen; zurückgehen; zerfallen; zurücklaufen
    • vergehen verb (vergehe, vergehst, vergeht, vergang, vergangt, vergangen)
    • zurückgehen verb (gehe zurück, gehst zurück, geht zurück, gang zurück, ganget zurück, zurückgegangen)
    • zerfallen verb (zerfalle, zerfälst, zerfält, zerfiel, zerfieltet, zerfallen)
    • zurücklaufen verb (laufe zurück, läufst zurück, läuft zurück, lief zurück, liefet zurück, zurückgelaufen)

Conjugations for tenondergaan:

o.t.t.
  1. ga tenonder
  2. gaat tenonder
  3. gaat tenonder
  4. gaan tenonder
  5. gaan tenonder
  6. gaan tenonder
o.v.t.
  1. ging tenonder
  2. ging tenonder
  3. ging tenonder
  4. gingen tenonder
  5. gingen tenonder
  6. gingen tenonder
v.t.t.
  1. ben tenondergegaan
  2. bent tenondergegaan
  3. is tenondergegaan
  4. zijn tenondergegaan
  5. zijn tenondergegaan
  6. zijn tenondergegaan
v.v.t.
  1. was tenondergegaan
  2. was tenondergegaan
  3. was tenondergegaan
  4. waren tenondergegaan
  5. waren tenondergegaan
  6. waren tenondergegaan
o.t.t.t.
  1. zal tenondergaan
  2. zult tenondergaan
  3. zal tenondergaan
  4. zullen tenondergaan
  5. zullen tenondergaan
  6. zullen tenondergaan
o.v.t.t.
  1. zou tenondergaan
  2. zou tenondergaan
  3. zou tenondergaan
  4. zouden tenondergaan
  5. zouden tenondergaan
  6. zouden tenondergaan
diversen
  1. ga tenonder!
  2. gat tenonder!
  3. tenondergegaan
  4. tenondergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tenondergaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Streit verlieren het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan
den kürzeren ziehen het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan onderspit delven
erliegen afleggen; bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan bezwijken; doodgaan; heengaan; in elkaar storten; inslapen; ondergaan; ontslapen; overlijden; sterven; te gronde gaan; verscheiden; zwichten
unterliegen afleggen; bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan beneden liggen; erbij inschieten; kwijtraken; onderdoen; onderliggen; onderspit delven; verliezen; verloren gaan; wegraken; zwichten
vergehen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken aflopen; ten onder gaan; vergaan; verkommeren; verlopen; verongelukken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
zerfallen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken aan stukken vallen; bouwvallig worden; desintegreren; stukvallen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vervallen
zurückgehen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken achteruitgaan; afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; bederven; dateren; declineren; degenereren; in de war sturen; inkrimpen; inzinken; kleiner worden; minder worden; nekken; ontaarden; ruïneren; slinken; teruggaan; teruggrijpen; verderven; vervallen; verworden; verzieken; wederkeren; weerkeren; wegglijden; wegzinken
zurücklaufen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken achteruitgaan; bederven; degenereren; in de war sturen; nekken; ontaarden; ruïneren; verderven; verworden; verzieken