Summary


Dutch

Detailed Translations for verbreking from Dutch to German

verbreking:

verbreking [de ~ (v)] noun

  1. de verbreking (segregatie; scheiding)
    die Scheidung; die Trennung; der Einschnitt; die Unterbrechung; der Bruch; die Teilung
  2. de verbreking (interruptie; onderbreking; breuk)
    die Unterbrechung; die Interruption

Translation Matrix for verbreking:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bruch scheiding; segregatie; verbreking afval; barst; breken; breuk; breukgetal; fractuur; groeve; knak; knik; krak; mijnschacht; ontwarring; rotzooi; scheur; vuilnis
Einschnitt scheiding; segregatie; verbreking barst; brandgang; gat; groef; haal; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; kloof; kras; opening; pennekras; reet; scheur; snede; snee; snijwond; split; sponning; uitsparing; vore
Interruption breuk; interruptie; onderbreking; verbreking
Scheidung scheiding; segregatie; verbreking echtscheiding; ontwarring
Teilung scheiding; segregatie; verbreking celdeling; deling; ontwarring
Trennung scheiding; segregatie; verbreking afscheiding; afsplitsing; afzondering; beschot; breken; isolering; ontwarring; schifting; schot; selectie; splitsen; tussenmuur; tussenschot
Unterbrechung breuk; interruptie; onderbreking; scheiding; segregatie; verbreking bemoeienis; breken; inlating; inmenging; onderbreken; onderbreking; pauze; respijt; rustpauze; storing; tussenpoos; uitstel; verbreken; verpozing