Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vermaan:
  2. vermanen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vermaan from Dutch to German

vermaan:

vermaan [het ~] noun

  1. het vermaan
    die Mahnung; die Ermahnung

Translation Matrix for vermaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ermahnung vermaan aanmaning; aansporing tot plicht; berisping; dringend verzoek; herinnering; reprimande; standje; terechtwijzing; vermaning; waarschuwing
Mahnung vermaan aanmaning; aansporing tot plicht; daging; dagvaarding; dringend verzoek; herinnering; heugenis; maning; vermaning; waarschuwing

Wiktionary Translations for vermaan:


Cross Translation:
FromToVia
vermaan Ermahnung; Zuspruch; Verweis; Rüge avertissementavis qu’on donne à quelqu’un de quelque chose, afin qu’il y prendre garde.
vermaan Ermahnung; Zuspruch; Verweis; Rüge; Rat; Ratschlag conseil — Traductions à trier suivant le sens
vermaan Ermahnung; Zuspruch; Verweis; Rüge réprimandeblâme formuler.
vermaan Ermahnung; Zuspruch; Verweis; Rüge sommationaction de sommer, de mettre en demeure.

vermaan form of vermanen:

vermanen verb (vermaan, vermaant, vermaande, vermaanden, vermaand)

  1. vermanen (berispen; terechtwijzen)
    verweisen; ermahnen; rügen; bestrafen; schelten; tadeln; zurechtweisen
    • verweisen verb (verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
    • ermahnen verb (ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
    • rügen verb (rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)
    • bestrafen verb (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • schelten verb (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • tadeln verb (tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
    • zurechtweisen verb (weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
  2. vermanen (waarschuwen; berispen; manen; terechtwijzen)
    bestrafen; warnen; tadeln; zurechtweisen; schelten; ermahnen; verweisen; rügen
    • bestrafen verb (bestrafe, bestrafst, bestraft, bestrafte, bestraftet, bestraft)
    • warnen verb (warne, warnst, warnt, warnte, warntet, gewarnt)
    • tadeln verb (tadele, tadelst, tadelt, tadelte, tadeltet, getadelt)
    • zurechtweisen verb (weise zurecht, weist zurecht, wiest zurecht, zurechtgewiesen)
    • schelten verb (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • ermahnen verb (ermahne, ermahnst, ermahnt, ermahnte, ermahntet, ermahnt)
    • verweisen verb (verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)
    • rügen verb (rüge, rügst, rügt, rügte, rügtet, gerügt)

Conjugations for vermanen:

o.t.t.
  1. vermaan
  2. vermaant
  3. vermaant
  4. vermanen
  5. vermanen
  6. vermanen
o.v.t.
  1. vermaande
  2. vermaande
  3. vermaande
  4. vermaanden
  5. vermaanden
  6. vermaanden
v.t.t.
  1. heb vermaand
  2. hebt vermaand
  3. heeft vermaand
  4. hebben vermaand
  5. hebben vermaand
  6. hebben vermaand
v.v.t.
  1. had vermaand
  2. had vermaand
  3. had vermaand
  4. hadden vermaand
  5. hadden vermaand
  6. hadden vermaand
o.t.t.t.
  1. zal vermanen
  2. zult vermanen
  3. zal vermanen
  4. zullen vermanen
  5. zullen vermanen
  6. zullen vermanen
o.v.t.t.
  1. zou vermanen
  2. zou vermanen
  3. zou vermanen
  4. zouden vermanen
  5. zouden vermanen
  6. zouden vermanen
diversen
  1. vermaan!
  2. vermaant!
  3. vermaand
  4. vermanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vermanen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bestrafen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afstraffen; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; geselen; gispen; iemand iets verwijten; kastijden; kwalijk nemen; laken; nadragen; sancties treffen; straffen; tuchtigen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
ermahnen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doen denken aan; gispen; herinneren; iemand aansporen; laken; manen; nadragen; niet vergeten; onthouden; sommeren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rügen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; veroordelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
schelten berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; beledigen; berispen; beschuldigen; blameren; donderen; foeteren; fulmineren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kiften; kijven; krakelen; kwalijk nemen; laken; nadragen; razen; ruzie maken; ruziën; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; tieren; twisten; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
tadeln berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; berispen; beschuldigen; blameren; fel bekritiseren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; neerhalen; omlaaghalen; veroordelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
verweisen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; refereren; verwijten; verwijzen; voor de voeten gooien; voorhouden
warnen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
zurechtweisen berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Wiktionary Translations for vermanen:


Cross Translation:
FromToVia
vermanen warnen; ermahnen admonish — warn or notify of a fault; exhort