Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vertederend:
  2. vertederen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vertederend from Dutch to German

vertederend:


Translation Matrix for vertederend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
allerliebst allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; dierbare; geliefde; knap; lieflijk; mooi; prettig
einmalig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend afzonderlijk; apart; betoverend; eenmalig; fantastisch; fenomenaal; geweldig; groots; heerlijk; kostelijk; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; separaat; uitstekend; uniek; voortreffelijk
einzig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend afzonderlijk; apart; heerlijk; kostelijk; separaat; uitstekend; voortreffelijk
einzigartig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend betoverend; bijzonder; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; eenmalig; ergst; extreem; fantastisch; fenomenaal; geweldig; groots; grootst; heerlijk; hoogst; kostelijk; luisterrijk; magnifiek; mateloos; maximaal; meest; onnavolgbaar; onvergetelijk; onvergetelijke; prachtig; puik; schitterend; tomeloos; uitermate; uiterst; uitstekend; uitzonderlijk; uniek; voortreffelijk; zeldzaam
flaumig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend donszacht; donzen; donzig; pluizig
goldig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; lieflijk; mooi; prettig
lieb allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aardig; beminnelijk; bevallig; dierbaar; engelachtig; favoriete; geselecteerd; leuk; lief; lievelings; sympathiek; toegenegen; verkoren
nett allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; beminnelijk; bevallig; charmant; clever; fijn; geschikt; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; kien; knap; leuk; lief; mooi; pienter; plezant; plezierig; prettig; schoon; schrander; slim; snugger; sympathiek; tof; uitgeslapen; voorkomend; vriendelijk; welgemaakt; zachtaardig
niedlich allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aanvallig; aardig; allerliefst; beeldig; bevallig; charmant; lieflijk; prettig; schattig; snoeperig; snoezig
reizend allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; beheksend; bekoorlijk; beminnelijk; betoverend; bevallig; charmant; complimenteus; elegant; flatterend; fraai; goed ogend; gracieus; knap; leuk; leukjes; lief; lieflijk; mooi; prettig; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig; strelend; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend; vleiend; welgevallig
süß allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend aangenaam; aardig; attent; attractief; beeldig; behulpzaam; bevallig; fraai; gesuikerd; goed ogend; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; knap; leuk; lief; liefelijk; mooi; plezierig; sympathiek; voorkomend; vriendelijk; welgevallig; zachtaardig; zoet; zoetig; zoetsappig; zoetsmakend

vertederend form of vertederen:

vertederen verb (verteder, vertedert, vertederde, vertederden, vertederd)

  1. vertederen
    rühren; erweichen; weich machen; milde machen

Conjugations for vertederen:

o.t.t.
  1. verteder
  2. vertedert
  3. vertedert
  4. vertederen
  5. vertederen
  6. vertederen
o.v.t.
  1. vertederde
  2. vertederde
  3. vertederde
  4. vertederden
  5. vertederden
  6. vertederden
v.t.t.
  1. heb vertederd
  2. hebt vertederd
  3. heeft vertederd
  4. hebben vertederd
  5. hebben vertederd
  6. hebben vertederd
v.v.t.
  1. had vertederd
  2. had vertederd
  3. had vertederd
  4. hadden vertederd
  5. hadden vertederd
  6. hadden vertederd
o.t.t.t.
  1. zal vertederen
  2. zult vertederen
  3. zal vertederen
  4. zullen vertederen
  5. zullen vertederen
  6. zullen vertederen
o.v.t.t.
  1. zou vertederen
  2. zou vertederen
  3. zou vertederen
  4. zouden vertederen
  5. zouden vertederen
  6. zouden vertederen
diversen
  1. verteder!
  2. vertedert!
  3. vertederd
  4. vertederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertederen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
erweichen vertederen ontharden; verweken; week worden; zachtmaken
milde machen vertederen
rühren vertederen aangaan; aangrijpen; beroeren; betreffen; bewegen; beïnvloeden; iemand raken; iemand treffen; in beweging brengen; mixen; ontroeren; raken; roeren; rondroeren; treffen; verroeren; zich bewegen
weich machen vertederen

Wiktionary Translations for vertederen:

vertederen
verb
  1. teder stemmen