Dutch

Detailed Translations for vooruitduwen from Dutch to German

vooruitduwen:

vooruitduwen verb

  1. vooruitduwen (voortstuwen; stuwen)
    antreiben; vorwärtstreiben; drängen; forttreiben; vor sich hertreiben
    • antreiben verb (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • drängen verb (dränge, drängst, drängt, drängte, drängtet, gedrängt)
    • forttreiben verb (treibe fort, treibst fort, treibt fort, trieb fort, triebt fort, fortgetrieben)
    • vor sich hertreiben verb (treibe mich vor sich her, treibst dich vor sich her, treibt sich vor sich her, treibte sich vor sich her, treibtet euch vor sich her, sich vor sich hergetrieben)
  2. vooruitduwen (duwen; voortduwen)
    vorwärts treiben; vor sich hertreiben
    • vorwärts treiben verb (treibe vorwärts, treibst vorwärts, treibt vorwärts, triebe vorwärts, triebet vorwärts, vorwärts getrieben)
    • vor sich hertreiben verb (treibe mich vor sich her, treibst dich vor sich her, treibt sich vor sich her, treibte sich vor sich her, treibtet euch vor sich her, sich vor sich hergetrieben)

Translation Matrix for vooruitduwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
antreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aansporen; aanzetten; aanzwiepen; influisteren; ingeven; jachten; motiveren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; souffleren; sterk prikkelen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
drängen stuwen; voortstuwen; vooruitduwen aandringen; doordrammen; doordrukken; doorstoten; drammen; drukkend door iets heen brengen; zeuren
forttreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
vor sich hertreiben duwen; stuwen; voortduwen; voortstuwen; vooruitduwen
vorwärts treiben duwen; voortduwen; vooruitduwen
vorwärtstreiben stuwen; voortstuwen; vooruitduwen influisteren; ingeven; souffleren