Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. benijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for benijden from Dutch to English

benijden:

benijden verb (benijd, benijdt, benijdde, benijdden, benijd)

  1. benijden
    to envy; to be envious of; to resent
    • envy verb (envies, envied, envying)
    • be envious of verb (is envious of, being envious of)
    • resent verb (resents, resented, resenting)

Conjugations for benijden:

o.t.t.
  1. benijd
  2. benijdt
  3. benijdt
  4. benijden
  5. benijden
  6. benijden
o.v.t.
  1. benijdde
  2. benijdde
  3. benijdde
  4. benijdden
  5. benijdden
  6. benijdden
v.t.t.
  1. heb benijd
  2. hebt benijd
  3. heeft benijd
  4. hebben benijd
  5. hebben benijd
  6. hebben benijd
v.v.t.
  1. had benijd
  2. had benijd
  3. had benijd
  4. hadden benijd
  5. hadden benijd
  6. hadden benijd
o.t.t.t.
  1. zal benijden
  2. zult benijden
  3. zal benijden
  4. zullen benijden
  5. zullen benijden
  6. zullen benijden
o.v.t.t.
  1. zou benijden
  2. zou benijden
  3. zou benijden
  4. zouden benijden
  5. zouden benijden
  6. zouden benijden
diversen
  1. benijd!
  2. benijdt!
  3. benijd
  4. benijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for benijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
envy afgunst; jaloezie; kif; kinnesinne; naijver; nijd
VerbRelated TranslationsOther Translations
be envious of benijden misgunnen; niet gunnen
envy benijden misgunnen; niet gunnen
resent benijden aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; misgunnen; niet gunnen

Wiktionary Translations for benijden:

benijden
verb
  1. wensen dat men zelf mocht hebben wat een ander heeft
benijden
verb
  1. to feel displeasure towards (someone) because of their good fortune, possessions

Cross Translation:
FromToVia
benijden envy beneidenneidisch sein; etwas haben wollen, das ein anderer hat
benijden envy envierdésirer pour soi les avantages d’autrui.