Summary


Dutch

Detailed Translations for exces from Dutch to English

exces:

exces [het ~] noun

  1. het exces (overvloed; buitensporigheid; overdaad)
    the exuberance; the overflow; the excess; the profusion
  2. het exces (buitensporigheid; uitspatting; uitwas; buitenissigheid)
    the excess; the excrescence
  3. het exces (surplus; teveel; overschot; agio; rest)
    the surplus

Translation Matrix for exces:

NounRelated TranslationsOther Translations
excess buitenissigheid; buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed; uitspatting; uitwas bandeloosheid; buitensporigheid; grenzeloosheid; losbandigheid; mateloosheid; uitspatting; zedeloosheid
excrescence buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
exuberance buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed enthousiasme; gedrevenheid; uitbundigheid; uitgelatenheid
overflow buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed overlopende tekst
profusion buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed overvloedigheid; rijkelijkheid
surplus agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel batige saldo's; overdaad; overmaat; rijkelijke maat; surplus; teveel
VerbRelated TranslationsOther Translations
overflow overspoelen; overstromen; stromende over de rand komen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
excess overtollig
surplus batig; boventallig; overcompleet; overtollig; positief

Related Words for "exces":

  • excessen

Wiktionary Translations for exces:


Cross Translation:
FromToVia
exces excess; difference; cornucopia; superabundance; surfeit; to excess excès — Ce qui est en trop.