Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: heir

Dutch and English Translation Search Results for heir

Summary

Dutch to English: more detail...

heir:
- army; military forces; force; military force; landforces; forces; armed forces
Wiktionary:
- heir → armed forces

English to Dutch: more detail...

heir:
- erfgenaam
- universeel; algemeen geldend
Wiktionary:
- heir → opvolger, erfgenaam

Dutch

Detailed Translations for heir from Dutch to English

heir:

heir [znw.] noun

heir (strijdmacht; leger; legermacht; krijgsmacht)
the army; the military forces; the military force; the landforces; the forces; the armed forces
- army [the ~] noun
- military forces [the ~] noun
- military force [the ~] noun
- landforces [the ~] noun
- forces [the ~] noun
- armed forces [the ~] noun
the force
– a unit that is part of some military service ¹
- force [the ~] noun
  - he sent Caesar a force of six thousand men¹

Translation Matrix for heir:

Noun	Related Translations	Other Translations
armed forces	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	krijgsmacht; landsverdediging; leger; legermacht; strijdkrachten; strijdmacht; troepenmacht
army	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	heerschaar; krijgsmacht; landleger; landmacht; leger; legermacht; legerschaar; strijdmacht; troepenmacht
force	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
forces	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	stuwkrachten
landforces	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	landleger; landmacht
military force	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	inzet van het leger; krijgsmacht; leger; legermacht; militair geweld; militair optreden; strijdmacht; troepenmacht
military forces	heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht	strijdkrachten
Verb	Related Translations	Other Translations
force		bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren

Wiktionary Translations for heir:

heir

en-plural noun

the military forces of a nation
- armed forces → troepen; armee; heer; heir; troep; strijdkrachten; strijdmacht; leger; krijgsmacht

English

Detailed Translations for heir from English to Dutch

heir:

heir [the ~] noun

the heir (inheritor)
de erfgenaam
- erfgenaam [de ~ (m)] noun

heir adj

heir (general-purpose; universal; all-purpose; DC; general rule)
universeel; algemeen geldend
- universeel adj
- algemeen geldend adj

Translation Matrix for heir:

Noun	Related Translations	Other Translations
erfgenaam	heir; inheritor
-	heritor; inheritor; successor
Adjective	Related Translations	Other Translations
universeel	DC; all-purpose; general rule; general-purpose; heir; universal
Other	Related Translations	Other Translations
-	beneficiary
Modifier	Related Translations	Other Translations
algemeen geldend	DC; all-purpose; general rule; general-purpose; heir; universal

Related Words for "heir":

heirs

Synonyms for "heir":

inheritor; heritor; recipient; receiver
successor; offspring; progeny; issue

Related Definitions for "heir":

a person who is entitled by law or by the terms of a will to inherit the estate of another¹
a person who inherits some title or office¹

Wiktionary Translations for heir:

heir

noun

one who inherits, or has been designated to inherit, a hereditary title or office
- heir → opvolger
one who inherits, or is designated to inherit, the property of another
- heir → erfgenaam

heir

noun

man die andermans bezittingen of titel(s) erft
- erfgenaam → heir

Related Translations for heir

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University