Dutch

Detailed Translations for irriteren from Dutch to English

irriteren:

irriteren verb (irriteer, irriteert, irriteerde, irriteerden, geïrriteerd)

  1. irriteren (vervelen; op de zenuwen werken; ergeren)
    to annoy; to irritate; cause irritation; to chafe; to vex; to give offence; to anger
    • annoy verb (annoies, annoyed, annoying)
    • irritate verb (irritates, irritated, irritating)
    • chafe verb (chafes, chafed, chafing)
    • vex verb (vexes, vexed, vexing)
    • give offence verb (gives offence, gave offence, giving offence)
    • anger verb (angers, angered, angering)

Conjugations for irriteren:

o.t.t.
  1. irriteer
  2. irriteert
  3. irriteert
  4. irriteren
  5. irriteren
  6. irriteren
o.v.t.
  1. irriteerde
  2. irriteerde
  3. irriteerde
  4. irriteerden
  5. irriteerden
  6. irriteerden
v.t.t.
  1. heb geïrriteerd
  2. hebt geïrriteerd
  3. heeft geïrriteerd
  4. hebben geïrriteerd
  5. hebben geïrriteerd
  6. hebben geïrriteerd
v.v.t.
  1. had geïrriteerd
  2. had geïrriteerd
  3. had geïrriteerd
  4. hadden geïrriteerd
  5. hadden geïrriteerd
  6. hadden geïrriteerd
o.t.t.t.
  1. zal irriteren
  2. zult irriteren
  3. zal irriteren
  4. zullen irriteren
  5. zullen irriteren
  6. zullen irriteren
o.v.t.t.
  1. zou irriteren
  2. zou irriteren
  3. zou irriteren
  4. zouden irriteren
  5. zouden irriteren
  6. zouden irriteren
en verder
  1. ben geïrriteerd
  2. bent geïrriteerd
  3. is geïrriteerd
  4. zijn geïrriteerd
  5. zijn geïrriteerd
  6. zijn geïrriteerd
diversen
  1. irriteer!
  2. irriteert!
  3. geïrriteerd
  4. irriterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for irriteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
anger boosheid; giftigheid; gramschap; kwaadheid; razernij; toorn; verbolgenheid; woede
VerbRelated TranslationsOther Translations
anger ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen verstoren; vertoornen
annoy ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren; storen
cause irritation ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
chafe ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
give offence ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanstoot geven; choqueren; schokken; shockeren
irritate ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen
vex ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden

Wiktionary Translations for irriteren:

irriteren
verb
  1. op onaangename wijze prikkelen
irriteren
verb
  1. to annoy, cause discomfort or resent
  2. of the nettle plant etc., to sting causing a rash
  3. to pique, irritate, vex or provoke someone
  4. to cause or induce displeasure or irritation
  5. irritate
  6. to irritate
  7. to be vexed; to fret; to be irritated
  8. to cause irritation

Cross Translation:
FromToVia
irriteren annoy; irk; irritate; aggravate; exasperate; provoke; excite; incite; rouse; stir up; arouse; set on edge agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
irriteren irritate; excite; incite; provoke; rouse; stimulate; stir up; arouse irritermettre en colère.