Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kanker:
  2. kankeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kanker from Dutch to English

kanker:

kanker [de ~ (m)] noun

  1. de kanker
    the cancer

Translation Matrix for kanker:

NounRelated TranslationsOther Translations
cancer kanker

Related Words for "kanker":


Wiktionary Translations for kanker:

kanker
noun
  1. een aandoening die gekenmerkt wordt door het ongecontroleerd vermenigvuldigen van cellen
kanker
adjective
  1. as an intensifier
noun
  1. disease of uncontrolled cellular proliferation
en-phrase
  1. I have cancer

Cross Translation:
FromToVia
kanker cancer cancer — médecine|nocat=1 Maladie causée par une tumeur malin.

kanker form of kankeren:

kankeren verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)

  1. kankeren (over iets mopperen; klagen; mopperen; )
    to grumble; to complain; to grouse; bellyache; to gripe
    • grumble verb (grumbles, grumbled, grumbling)
    • complain verb (complains, complained, complaining)
    • grouse verb (grouses, groused, grousing)
    • bellyache verb
    • gripe verb (gripes, griped, griping)
  2. kankeren (zeuren)
    to grumble; to grouse; to bluster
    • grumble verb (grumbles, grumbled, grumbling)
    • grouse verb (grouses, groused, grousing)
    • bluster verb (blusters, blustered, blustering)

Conjugations for kankeren:

o.t.t.
  1. kanker
  2. kankert
  3. kankert
  4. kankeren
  5. kankeren
  6. kankeren
o.v.t.
  1. kankerde
  2. kankerde
  3. kankerde
  4. kankerden
  5. kankerden
  6. kankerden
v.t.t.
  1. heb gekankerd
  2. hebt gekankerd
  3. heeft gekankerd
  4. hebben gekankerd
  5. hebben gekankerd
  6. hebben gekankerd
v.v.t.
  1. had gekankerd
  2. had gekankerd
  3. had gekankerd
  4. hadden gekankerd
  5. hadden gekankerd
  6. hadden gekankerd
o.t.t.t.
  1. zal kankeren
  2. zult kankeren
  3. zal kankeren
  4. zullen kankeren
  5. zullen kankeren
  6. zullen kankeren
o.v.t.t.
  1. zou kankeren
  2. zou kankeren
  3. zou kankeren
  4. zouden kankeren
  5. zouden kankeren
  6. zouden kankeren
diversen
  1. kanker!
  2. kankert!
  3. gekankerd
  4. kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kankeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bellyache brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
bluster kankeren; zeuren protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
complain brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; een klacht indienen; eisen; jammeren; jeremiëren; klagen; protesteren; reclameren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; terugeisen; terugvorderen; weeklagen; zeuren; zich beklagen; zijn beklag indienen
gripe brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen klagen; zeuren
grouse brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren knorren; knorrend geluid maken; sakkeren
grumble brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren foeteren; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; sakkeren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren

Related Words for "kankeren":


Wiktionary Translations for kankeren:


Cross Translation:
FromToVia
kankeren carp; cavil; grizzle; beef; crab; grouse; kvetch; grouch; niggle; nag; whine; nudge; noodge nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern
kankeren rattle; croaking; croak; rasp; wheeze; groan; moan; grumble; grouchy; complain râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.