Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zullen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zullen from Dutch to English

zullen:

zullen verb (zal, zult, zou, zouden)

  1. zullen
    to shall; to ought to; to will
    • shall verb (shall, should, shalling)
    • ought to verb (ought to)
    • will verb (will, would, willing)

Conjugations for zullen:

o.t.t.
  1. zal
  2. zult
  3. zal
  4. zullen
  5. zullen
  6. zullen
o.v.t.
  1. zou
  2. zou
  3. zou
  4. zouden
  5. zouden
  6. zouden
o.t.t.t.
  1. zal zullen
  2. zult zullen
  3. zal zullen
  4. zullen zullen
  5. zullen zullen
  6. zullen zullen
o.v.t.t.
  1. zou zullen
  2. zou zullen
  3. zou zullen
  4. zouden zullen
  5. zouden zullen
  6. zouden zullen
diversen
  1. zal!
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zullen:

NounRelated TranslationsOther Translations
will laatste wil; opzet; plan; testament; uiterste wilsbeschikking; voornemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ought to zullen dienen; moeten; verplicht zijn
shall zullen
will zullen begeren; verlangen
- dienen; moeten

Synonyms for "zullen":


Antonyms for "zullen":


Related Definitions for "zullen":

  1. verplicht zijn1
    • je zult je bord leegeten!1
  2. geeft aan dat het geen werkelijkheid is1
    • als ik rijk zou zijn ...1
  3. geeft aan dat het in de toekomst gaat gebeuren1
    • ik zal het je uitleggen1
  4. geeft een verzoek aan1
    • zou ik uw pen mogen lenen?1
  5. geeft mogelijkheid of waarschijnlijkheid aan1
    • hij zal wel op tijd zijn1

Wiktionary Translations for zullen:

zullen
verb
  1. (hulpwerkwoord): hulpwerkwoord van de (toekomende tijd)
zullen
verb
  1. indicating the simple future tense
  2. indicating future action

Cross Translation:
FromToVia
zullen get; become; will; turn werden — sich (unwillkürlich) entwickeln zu (besonders Partizipien und substantivierter Infinitiv)
zullen get werden — zu etwas gemacht werden