Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aan de dijk zetten:


Dutch

Detailed Translations for aan de dijk zetten from Dutch to English

aan de dijk zetten:

aan de dijk zetten verb (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)

  1. aan de dijk zetten (van zijn positie verdrijven; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien)
    to discharge; to dismiss; to fire; to lay off; to cast out; to throw out; to sack; to be discharged
    • discharge verb (discharges, discharged, discharging)
    • dismiss verb (dismisss, dismissed, dismissing)
    • fire verb (fires, fired, firing)
    • lay off verb (lays off, laid off, laying off)
    • cast out verb (casts out, casted out, casting out)
    • throw out verb (throws out, threw out, throwing out)
    • sack verb (sacks, sacked, sacking)
    • be discharged verb (is discharged, being discharged)

Conjugations for aan de dijk zetten:

o.t.t.
  1. zet aan de dijk
  2. zet aan de dijk
  3. zet aan de dijk
  4. zetten aan de dijk
  5. zetten aan de dijk
  6. zetten aan de dijk
o.v.t.
  1. zette aan de dijk
  2. zette aan de dijk
  3. zette aan de dijk
  4. zetten aan de dijk
  5. zetten aan de dijk
  6. zetten aan de dijk
v.t.t.
  1. ben aan de dijk gezet
  2. bent aan de dijk gezet
  3. is aan de dijk gezet
  4. zijn aan de dijk gezet
  5. zijn aan de dijk gezet
  6. zijn aan de dijk gezet
v.v.t.
  1. was aan de dijk gezet
  2. was aan de dijk gezet
  3. was aan de dijk gezet
  4. waren aan de dijk gezet
  5. waren aan de dijk gezet
  6. waren aan de dijk gezet
o.t.t.t.
  1. zal aan de dijk zetten
  2. zult aan de dijk zetten
  3. zal aan de dijk zetten
  4. zullen aan de dijk zetten
  5. zullen aan de dijk zetten
  6. zullen aan de dijk zetten
o.v.t.t.
  1. zou aan de dijk zetten
  2. zou aan de dijk zetten
  3. zou aan de dijk zetten
  4. zouden aan de dijk zetten
  5. zouden aan de dijk zetten
  6. zouden aan de dijk zetten
en verder
  1. heb aan de dijk gezet
  2. hebt aan de dijk gezet
  3. heeft aan de dijk gezet
  4. hebben aan de dijk gezet
  5. hebben aan de dijk gezet
  6. hebben aan de dijk gezet
diversen
  1. zet aan de dijk!
  2. zet aan de dijk!
  3. aan de dijk gezet
  4. aan de dijk zettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aan de dijk zetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
discharge afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; loslating; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; vrijlating; waterafvoer
fire brand; fik; gloed; haardvuur; hartstocht; hartstochtelijkheid; kachel; kacheltje; kleine kachel; overgave; passie; schieten; verwarming; vuren; vurigheid; vuur
VerbRelated TranslationsOther Translations
be discharged aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
cast out aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven uitgooien; uitwerpen
discharge aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afladen; afscheiden; afvoeren; dwingen ontslag te nemen; iets uitladen; kwijten; lossen; lozen; ontheffen; ontladen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; verzenden; wegsturen; wegzenden
dismiss aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afzien van rechtsvervolging; dwingen ontslag te nemen; ontheffen; ontslaan; seponeren; uitsturen; van zich afzetten; verwijderen; verzenden; wegsturen; wegzenden
fire aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven aanmoedigen; aanvuren; afbranden; afschieten; afvuren; bezielen; leegbranden; ontheffen; ontslaan; platbranden; schieten; schoten lossen; toejuichen; uitbranden; uitsturen; verzenden; vuren; wegsturen; wegzenden
lay off aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afhouden; afkeren; afwenden; ontheffen; ontslaan; terughouden; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
sack aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
throw out aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven uitgooien; uitwerpen; weggooien; wegsmijten

Related Translations for aan de dijk zetten