Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. achterblijven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achterblijven from Dutch to English

achterblijven:

achterblijven verb (blijf achter, blijft achter, bleef achter, bleven achter, achtergebleven)

  1. achterblijven
    to stay behind
    • stay behind verb (stays behind, stayed behind, staying behind)

Conjugations for achterblijven:

o.t.t.
  1. blijf achter
  2. blijft achter
  3. blijft achter
  4. blijven achter
  5. blijven achter
  6. blijven achter
o.v.t.
  1. bleef achter
  2. bleef achter
  3. bleef achter
  4. bleven achter
  5. bleven achter
  6. bleven achter
v.t.t.
  1. ben achtergebleven
  2. bent achtergebleven
  3. is achtergebleven
  4. zijn achtergebleven
  5. zijn achtergebleven
  6. zijn achtergebleven
v.v.t.
  1. was achtergebleven
  2. was achtergebleven
  3. was achtergebleven
  4. waren achtergebleven
  5. waren achtergebleven
  6. waren achtergebleven
o.t.t.t.
  1. zal achterblijven
  2. zult achterblijven
  3. zal achterblijven
  4. zullen achterblijven
  5. zullen achterblijven
  6. zullen achterblijven
o.v.t.t.
  1. zou achterblijven
  2. zou achterblijven
  3. zou achterblijven
  4. zouden achterblijven
  5. zouden achterblijven
  6. zouden achterblijven
diversen
  1. blijf achter!
  2. blijft achter!
  3. achtergebleven
  4. achterblijvende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for achterblijven:

NounRelated TranslationsOther Translations
stay behind nablijven; schoolblijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
stay behind achterblijven

Related Definitions for "achterblijven":

  1. anderen niet kunnen bijhouden1
    • deze leerling blijft achter bij de rest1
  2. blijven waar je bent, niet met de anderen meegaan1
    • ze gingen allemaal op vakantie en wij bleven achter1

Wiktionary Translations for achterblijven:

achterblijven
verb
  1. to stay behind while others withdraw
  2. to remain where one is, whilst others leave