Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. administreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for administreren from Dutch to English

administreren:

administreren verb (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)

  1. administreren (beheren; besturen)
    to administer; to manage; to run
    • administer verb (administers, administered, administering)
    • manage verb (manages, managed, managing)
    • run verb (runs, ran, running)

Conjugations for administreren:

o.t.t.
  1. administreer
  2. administreert
  3. administreert
  4. administreren
  5. administreren
  6. administreren
o.v.t.
  1. administreerde
  2. administreerde
  3. administreerde
  4. administreerden
  5. administreerden
  6. administreerden
v.t.t.
  1. heb geadministreerd
  2. hebt geadministreerd
  3. heeft geadministreerd
  4. hebben geadministreerd
  5. hebben geadministreerd
  6. hebben geadministreerd
v.v.t.
  1. had geadministreerd
  2. had geadministreerd
  3. had geadministreerd
  4. hadden geadministreerd
  5. hadden geadministreerd
  6. hadden geadministreerd
o.t.t.t.
  1. zal administreren
  2. zult administreren
  3. zal administreren
  4. zullen administreren
  5. zullen administreren
  6. zullen administreren
o.v.t.t.
  1. zou administreren
  2. zou administreren
  3. zou administreren
  4. zouden administreren
  5. zouden administreren
  6. zouden administreren
diversen
  1. administreer!
  2. administreert!
  3. geadministreerd
  4. administrerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for administreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
administer administreren; beheren; besturen aangrijpen; aanwenden; benutten; binnen gieten; gebruiken; geneesmiddel toedienen; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toedienen; toepassen; verstrekken
manage administreren; beheren; besturen beheren; bolwerken; fiksen; flikken; iets aankunnen; klaarspelen; managen; rondkomen; uitkomen; voor elkaar krijgen; zich kunnen bedruipen
run administreren; beheren; besturen draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven

Wiktionary Translations for administreren:

administreren
verb
  1. zorgvuldig vastleggen van gegevens zodat het later terug te vinden of controleren is

Cross Translation:
FromToVia
administreren administer; manage; administrate administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
administreren administer; manage gérer — Administrer, diriger, manager
administreren administer; manage régirgouverner, diriger, conduire.