Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. allure:


Dutch

Detailed Translations for allure from Dutch to English

allure:

allure [de ~] noun

  1. de allure (aanzien)
    the allure; the appearance

Translation Matrix for allure:

NounRelated TranslationsOther Translations
allure aanzien; allure
appearance aanzien; allure aanblik; aangezicht; aanzien; blijkbaarheid; buitenkant; comparatie; exterieur; figuur; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; klaarblijkelijkheid; postuur; type; uiterlijk; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; vertoon; voorkomen; vorm
VerbRelated TranslationsOther Translations
allure aanlokken; bekoren; bevallen; gunst winnen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken

Related Words for "allure":

  • allures