Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bemachtiging:


Dutch

Detailed Translations for bemachtiging from Dutch to English

bemachtiging:

bemachtiging [znw.] noun

  1. bemachtiging (inneming)
    the capture; the taking

Translation Matrix for bemachtiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
capture bemachtiging; inneming gevangenname; inhechtenisneming; inverzekeringstelling; overweldiging; verovering; vrijheidsberoving
taking bemachtiging; inneming afzetten; amputatie; amputeren; arresteren; grijpen; wegnemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
capture aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; inrekenen; klauwen; opnemen; oppakken; opvangen; pakken; vangen; vatten; veroveren; verstrikken; wat neervalt opvangen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
taking charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam