Dutch

Detailed Translations for boeien from Dutch to English

boeien:

boeien verb (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)

  1. boeien (fascineren; intrigeren)
    to fascinate; to intrigue; to captivate; to enchant; to enthral; to enthrall
    • fascinate verb (fascinates, fascinated, fascinating)
    • intrigue verb (intrigues, intrigued, intriguing)
    • captivate verb (captivates, captivated, captivating)
    • enchant verb (enchants, enchanted, enchanting)
    • enthral verb, British (enthrals, enthraled, enthraling)
    • enthrall verb, American
  2. boeien (ketenen; binden; kluisteren)
    to chain; to shackle; to enchain
    • chain verb (chains, chained, chaining)
    • shackle verb (shackles, shackled, shackling)
    • enchain verb (enchains, enchained, enchaining)
  3. boeien (aandacht vasthouden; gekluisterd zitten)
    to captivate; to enthral; keep one's attention on something; to enthrall

Conjugations for boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] noun, plural

  1. de boeien (handboeien; handijzers)
    the handcuffs; the irons; the manacles; the fetter

Translation Matrix for boeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
chain aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; snoer; winkelketen
fetter boeien; handboeien; handijzers aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister
handcuffs boeien; handboeien; handijzers handboei; handboeien; handijzers; ketenen; kluisters; knevels
intrigue gekonkel; intrige; konkelarij
irons boeien; handboeien; handijzers ketenen; kluisters; knevels
manacles boeien; handboeien; handijzers handboei; ketenen; kluisters; knevels
shackle aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister; voetboei
VerbRelated TranslationsOther Translations
captivate aandacht vasthouden; boeien; fascineren; gekluisterd zitten; intrigeren
chain binden; boeien; ketenen; kluisteren vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
enchain binden; boeien; ketenen; kluisteren
enchant boeien; fascineren; intrigeren bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
enthral aandacht vasthouden; boeien; fascineren; gekluisterd zitten; intrigeren
enthrall aandacht vasthouden; boeien; fascineren; gekluisterd zitten; intrigeren
fascinate boeien; fascineren; intrigeren bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
fetter handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
intrigue boeien; fascineren; intrigeren
keep one's attention on something aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
shackle binden; boeien; ketenen; kluisteren handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen

Related Words for "boeien":


Wiktionary Translations for boeien:

boeien
verb
  1. kluisteren
  2. fascineren
boeien
verb
  1. to apply handcuffs
noun
  1. object used to bind a person or animal by its legs
plural
  1. paired wrist or ankle restraints

Cross Translation:
FromToVia
boeien fascinate faszinieren — fesselnde Wirkung haben
boeien chain fesseln — jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen
boeien rivet; attract fesseln — jemanden stark beeindrucken, für sich einnehmen

boeien form of boei:

boei [de ~] noun

  1. de boei (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; kluister)
    the chain; the shackle; the fetter; the cuff

Translation Matrix for boei:

NounRelated TranslationsOther Translations
chain aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakeling; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; snoer; winkelketen
cuff aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister manchet; manchetknoop
fetter aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister boeien; handboeien; handijzers
shackle aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister voetboei
VerbRelated TranslationsOther Translations
chain binden; boeien; ketenen; kluisteren; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
fetter handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
shackle binden; boeien; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren

Related Words for "boei":


Wiktionary Translations for boei:

boei
noun
  1. een drijvend en verankerd voorwerp om de vaargeul in ondiepe wateren aan te geven
  2. een kluister voor hand of voet, een werktuig om iemand gevangen te houden
boei
noun
  1. nautical: a moored float

Related Translations for boeien