Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. contacten:
  2. contact:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for contacten from Dutch to English

contacten:

contacten [de ~] noun, plural

  1. de contacten
    the contacts

Translation Matrix for contacten:

NounRelated TranslationsOther Translations
contacts contacten

Related Words for "contacten":


contact:

contact [het ~] noun

  1. het contact (verbinding; aansluiting; connectie)
    the contact; the connection; the junctions; the linkage; the telephone connection; the linking; the line
  2. het contact (aanraking)
    the touch
  3. het contact (voeling)
    the contact; the touch
  4. het contact (contactpersoon)
    the contact
    – A person, inside or outside your organization, for whom you have created an entry where you can save several types of information, such as street and e-mail addresses, telephone and fax numbers, and Web page URLs. 1
  5. het contact
    the contact
    – Any input on the Surface screen by a valid input type (finger, blob, or tagged object). 1

Translation Matrix for contact:

NounRelated TranslationsOther Translations
connection aansluiting; connectie; contact; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; avontuurtje; band; connectie; correlatie; eensgezindheid; koppeling; las; liaison; link; onderling verband; relatie; saamhorigheid; samenhang; samenvoeging; schakel; schakeling; slippertje; solidariteit; telefoonaansluiting; telefoonlijn; telefoonverbinding; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verband; verbinding; verbondenheid; verhouding; verwantschap
contact aansluiting; connectie; contact; contactpersoon; verbinding; voeling connectie; contactlens; contactpersoon; lens; link; omgaan met mensen; omgang; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband
junctions aansluiting; connectie; contact; verbinding aansluiting; telefoonaansluiting; telefoonlijn; verbindingen
line aansluiting; connectie; contact; verbinding afzetlint; colonne; file; gelid; koord; kordon; lijn; lijntje; linie; lint; politielint; regel; rij; schriftlijn; streep; streepje
linkage aansluiting; connectie; contact; verbinding
linking aansluiting; connectie; contact; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; affaire; avontuurtje; koppelen; koppeling; liaison; relatie; schakeling; slippertje; verbinden; verbinding; verhouding
telephone connection aansluiting; connectie; contact; verbinding telefoonverbinding
touch aanraking; contact; voeling flinter; floers; gevoel; kleine tik; klopje; schijntje; sentiment; snufje; tikje; toetsaanslag; vleugje; waas; zweem
VerbRelated TranslationsOther Translations
line belijnen; lijnen; liniëren; strepen; strepen trekken; van lijnen voorzien
touch aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; ontroeren; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; voelen; zitten aan; zorg inboezemen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
linking koppelen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
linking toetredend

Related Words for "contact":


Synonyms for "contact":


Related Definitions for "contact":

  1. ergens tegenaan komen2
    • zorg dat deze stof niet in contact met je huid komt!2
  2. met elkaar van gedachten kunnen wisselen2
    • ik heb een goed contact met mijn kinderen2

Wiktionary Translations for contact:

contact
noun
  1. een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  2. onderlinge communicatie
  3. een contactpersoon
  4. een verbinding van twee elektrische geleidingen
  5. een elektrische schakelaar
  6. de grens tussen stollings- en nevengesteente
contact
noun
  1. condition
  2. an establishment of communication
  3. an act of touching physically

Cross Translation:
FromToVia
contact contact Berührung — das Ereignis, wenn mehrere Dinge aneinander geraten (auch abstrakt)
contact touch Berührung — die Handlung, an [1] beteiligen zu sein
contact traction; grip HaftungPhysik: Halt auf einer Oberfläche
contact contact contactaction de toucher physiquement.