Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inboeken:


Dutch

Detailed Translations for inboeken from Dutch to English

inboeken:

inboeken verb (boek in, boekt in, boekte in, boekten in, ingeboekt)

  1. inboeken
    to register; to enter into
    • register verb (registers, registered, registering)
    • enter into verb (enters into, entered into, entering into)

Conjugations for inboeken:

o.t.t.
  1. boek in
  2. boekt in
  3. boekt in
  4. boeken in
  5. boeken in
  6. boeken in
o.v.t.
  1. boekte in
  2. boekte in
  3. boekte in
  4. boekten in
  5. boekten in
  6. boekten in
v.t.t.
  1. heb ingeboekt
  2. hebt ingeboekt
  3. heeft ingeboekt
  4. hebben ingeboekt
  5. hebben ingeboekt
  6. hebben ingeboekt
v.v.t.
  1. had ingeboekt
  2. had ingeboekt
  3. had ingeboekt
  4. hadden ingeboekt
  5. hadden ingeboekt
  6. hadden ingeboekt
o.t.t.t.
  1. zal inboeken
  2. zult inboeken
  3. zal inboeken
  4. zullen inboeken
  5. zullen inboeken
  6. zullen inboeken
o.v.t.t.
  1. zou inboeken
  2. zou inboeken
  3. zou inboeken
  4. zouden inboeken
  5. zouden inboeken
  6. zouden inboeken
en verder
  1. is ingeboekt
diversen
  1. boek in!
  2. boekt in!
  3. ingeboekt
  4. inboekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inboeken:

NounRelated TranslationsOther Translations
register bevolkingsbureau; hoofdboek; kiesregister; kiezerslijst; kiezersregister; klapper; ledenlijst; lijst; register
VerbRelated TranslationsOther Translations
enter into inboeken aanbinden; aangaan; aanknopen; beginnen; boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
register inboeken aanmelden; aanmonsteren; aantekenen; boeken; index maken; indexeren; inschrijven; intekenen; kadastreren; noteren; op schrift stellen; opgeven; opschrijven; optekenen; registeren; registreren; subscriberen; vastleggen; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven