Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. insider:


Dutch

Detailed Translations for insider from Dutch to English

insider:

insider [de ~ (m)] noun

  1. de insider (ingewijde; adept)
    the initiate; the insider

Translation Matrix for insider:

NounRelated TranslationsOther Translations
initiate adept; ingewijde; insider
insider adept; ingewijde; insider
VerbRelated TranslationsOther Translations
initiate aankaarten; aansnijden; aanvoeren; engageren; entameren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inviteren; inwijden; naar voren brengen; ontgroenen; op gang brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; plechtig bevestigen; poneren; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitnodigen

Related Words for "insider":

  • insiders