Dutch

Detailed Translations for meenemen from Dutch to English

meenemen:

meenemen verb (neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)

  1. meenemen (ophalen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
    to take along; to take away; to pick up; to fetch; to collect; to take; come round for
    • take along verb (takes along, took along, taking along)
    • take away verb (takes away, took away, taking away)
    • pick up verb (picks up, picked up, picking up)
    • fetch verb (fetches, fetched, fetching)
    • collect verb (collects, collected, collecting)
    • take verb (takes, took, taking)
  2. meenemen
    to take out; to take away
    – buy and consume food from a restaurant or establishment that sells prepared food 1
    • take out verb (takes out, took out, taking out)
      • We'll take out pizza, since I am too tired to cook1
    • take away verb (takes away, took away, taking away)

Conjugations for meenemen:

o.t.t.
  1. neem mee
  2. neemt mee
  3. neemt mee
  4. nemen mee
  5. nemen mee
  6. nemen mee
o.v.t.
  1. nam mee
  2. nam mee
  3. nam mee
  4. namen mee
  5. namen mee
  6. namen mee
v.t.t.
  1. heb meegenomen
  2. hebt meegenomen
  3. heeft meegenomen
  4. hebben meegenomen
  5. hebben meegenomen
  6. hebben meegenomen
v.v.t.
  1. had meegenomen
  2. had meegenomen
  3. had meegenomen
  4. hadden meegenomen
  5. hadden meegenomen
  6. hadden meegenomen
o.t.t.t.
  1. zal meenemen
  2. zult meenemen
  3. zal meenemen
  4. zullen meenemen
  5. zullen meenemen
  6. zullen meenemen
o.v.t.t.
  1. zou meenemen
  2. zou meenemen
  3. zou meenemen
  4. zouden meenemen
  5. zouden meenemen
  6. zouden meenemen
en verder
  1. ben meegenomen
  2. bent meegenomen
  3. is meegenomen
  4. zijn meegenomen
  5. zijn meegenomen
  6. zijn meegenomen
diversen
  1. neem mee!
  2. neemt mee!
  3. meegenomen
  4. meenemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meenemen:

NounRelated TranslationsOther Translations
take baat; gewin; profijt; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
collect afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen en meenemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; plukken; sparen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
come round for afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
fetch afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afhalen en meenemen; ophalen; oppikken
pick up afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aanhouden; aanleren; absorberen; afhalen en meenemen; arresteren; bijeenzamelen; eigen maken; gevangennemen; incorporeren; inlijven; inrekenen; leren; opduikelen; opeenhopen; ophalen; opnemen; opnemen in groter geheel; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opscharrelen; opsnappen; opsnorren; opsteken; sparen; vergaren; verwerven; verzamelen
take afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen; hanteren; ingrijpen; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toegrijpen; toepassen; toetasten; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zich bedienen
take along afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
take away afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen achteroverdrukken; afnemen; afvoeren; benemen; dalen; declineren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; meedragen; minder worden; minderen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; tanen; teruggaan; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verminderen; vervallen; vervreemden; wegdragen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
take out meenemen eruit nemen; laten zien; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; naar buiten halen; nemen uit; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; uithalen; uitlichten; uitnemen; voordedaghalen

Related Definitions for "meenemen":

  1. het erbij doen als je toch bezig bent2
    • toen ik schoonmaakte heb ik ook de WC meegenomen2
  2. het pakken en bij je houden2
    • wil jij deze map meenemen?2

Wiktionary Translations for meenemen:


Cross Translation:
FromToVia
meenemen take with mitnehmen — Personen oder Dinge persönlich oder mit eigenem Transportmittel zu einem Ort bringen
meenemen bring; take; fetch; get; lower; take along; convene; lead amenermener d’un lieu à un autre.
meenemen bring; take; fetch apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
meenemen assemble; take along; convene; put together; build; compose; construct; draught; combine assemblermettre ensemble.
meenemen take away; bring from; take someone somewhere; take along; convene emmener — Mener hors du lieu où l’on est vers un autre lieu.
meenemen carry away; take away; bring from emporter — Prendre avec soi et porter ailleurs
meenemen emporter; take out; take away emporterTraductions à trier suivant le sens.
meenemen take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.

Related Translations for meenemen